Proloog
Nog niet lang geleden, in 1964 om precies te zijn, werd, door bemiddeling van de makelaar Dermot Ryan te Perthmoore, het landgoed Kilconlagh Castle, in het Westen van Ierland, aangekocht door Dr. Franz Krause uit Oltdorff am Neckar, Duitsland.
Het zogenaamde kasteel was ook toen al niet veel anders dan een ruim, maar onbeduidend buitenhuis, waar tamelijk veel grond bij hoorde dat zich in een lange strook uitstrekte tot aan de baai, Doonderry Bay, die uitkomt op de Atlantische Oceaan. De enige merkwaardigheid van het landgoed is een oude toren, waar een kleine geschiedenis aan verbonden is.
In 863 voer de Noorman Waldemar de Woeste met drie lange schepen en omstreeks negentig volgelingen Doonderry Bay binnen, en wist zich na een korte strijd in het omliggende gebied te vestigen. De Koningen van Munster (of Mumu, zoals het eigenlijk heette), die in naam over deze streek heersten, waren, als leden van de vervallende dynastie der Eoganacht, te zeer verwikkeld in de intriges van hun onderhorigen en de aanvallen van hun machtige buren om zich veel aan te trekken van een Noorman meer of minder aan de kust; en de omwonende Ieren, die aanvankelijk wel enige pijlen hadden afgeschoten, gaven hun verzet op toen zij merkten dat deze geen doel troffen en dat bovendien de gedisciplineerde Vikings (of ‘zwarte heidenen’) niet alleen overmachtig waren, maar bovendien zich beperkten tot het heffen van een lichte schatting en het verkrachten van alleen maar de alleraantrekkelijkste dochters, wie dat lot tóch overkomen zou zijn, wie nu ook de overheerser was. Slechts één plaatselijke boer, genaamd Neill Ui Reilly, volhardde in een zeker verzet; maar dat kwam omdat Waldemar zijn land had gekozen om er een kasteel op te bouwen, en zijn dochter Bronwen om die er als bijzit in te laten wonen. Naar verluidt schudde