Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3(1805)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Liefdewraak. 'k Zal my strenge wraak verschaffen, Dafne straffen Voor haar koelheid en haar' waan; 'k Mogt haar steenen hart verzagten, 'k Eisch vergoeding voor myn klagten, Honderd kuschjes voor één zuchtje, duizend kuschjes voor één 'traan. Haar bekoorlykheden bloeiden En ontgloeiden Duizend wenschen in myn borst; Zy verbood ze my te smaken: 'k Zal ze zwelgen, in het blaken, En myn' brand op nieuw ontgloeijen, in het lesschen van myn' dorst. [pagina 90] [p. 90] Zy ontzei me een handendrukje, 't Minst gelukje, Dat ten troost strekte aan myn smart; 'k Zal thans woekrend my betalen, 'k Zal 't verlorene achterhalen, En haar prangen en herprangen tot zy vastkleeft aan myn hart. 'k Zag haar' vollen boezem zwoegen: Wreed genoegen, Zo geen liefde dien ontryg'! 'k Zal thans zelf hem openrukken, Kusschen, nypen, rollen, drukken, Tot ik, dronken van genoegen, aêmloos voor haar nederzyg'. Ja, ik zal my wraak verschaffen, 'k Zal haar straffen, Door onbluschbre drift bezield; 'k Zal myn liefde staag verheffen, Zelfs haar schoon doen óvertreffen, En 't zo veel te meer genieten als zy langer my 't onthield. Vorige Volgende