Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3
(1805)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
[pagina 75]
| |
Hou op! de tooi, waarmeê ge u siert,
Bedwelmt me en doet my d'aêmtogt derven:
Hou op! zo ge eens noch schooner wierd!...
Ik zou van liefde en weelde sterven.
Hou op! myn boezem jaagt... Laat af,
Of zo veel schoonheid word me een straf.
Wat baat u toch die tooverpracht,
Daar ge, onbepaald, met eigen magt,
Gebied voert op myn hart en zinnen?
Och, spaar die praal, myn liefde een hoon:
Gy maakt wellicht u meerder schoon,
Maar nimmer kan ik meerder minnen.
|
|