Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3(1805)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Blandine. Op het zoomtje van de beek Zit Blandine, droef bewogen, En de traantjes uit hare oogen Maken grond en steenen week Op het zoomtje van de beek. Op het zoomtje van de beek Klaagt zy aan de stille stroomen Hoe de rust haar wierd ontnomen, Toen haar Chromis ontrouw bleek Op het zoomtje van de beek. [pagina 21] [p. 21] Op het zoomtje van de beek Dorst hy Dirce in de armen prangen, Streelde en kuschte hy haar wangen Tot hem eere en schaamte ontweek Op het zoomtje van de beek. Op het zoomtje van de beek Zit Blandine thans te treuren, 't Goudgeel hair aan 't hoofd te ontscheuren; En de jeugd van gantsch den streek Kout van 't zoomtje van de beek. Op het zoomtje van de beek Roept Blandine, droef en teder, Wreeden Chromis vruchtloos weder, En dan stort zy, doodsch en bleek, Neêr op 't zoomtje van de beek. Op het zoomtje van de beek, Waar zy lykcipres laat groeijen, Roept zy, daar haar tranen vloeijen: ‘Dat ik ras van smart bezweek Op het zoomtje van de beek!’ Vorige Volgende