Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3(1805)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Aan Alcimna. Ach, Alcimna! welk een smart! 'k Wilde, in myne lentejaren, Zélf beschikken van myn hart En naar eigen keuze paren; 'k Wilde alle onze schoonen zien, En die 't meest' my zou behagen Wilde ik trouwe en liefde biên, En ten huwlyk haar gaan vragen. 'k Maakte my tot kiezen klaar: Ik ontsloot en vreef myne oogen, [pagina 9] [p. 9] 'k Wierd, Alcimna! u gewaar, En... reeds was myn hart me onttogen! Ach, Alcimna! welk een smart! 'k Moet om myne zwakheid blozen: Gy ontroofde Linko 't hart Vóór dat Linko had gekozen. Ach! dat ik noch kiezen mogt! Dat ik noch uit alle schoonen 't Eêlst en 't minlykst meisje zocht Om haar liefde en trouw te toonen!... Wie toch bood ik liefde en trouw? Wie toch wierd myne uitgelezen? Raad gy wie ik kiezen zou? Ach, het zou Alcimna wezen! Vorige Volgende