Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 2(1802)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Aan de liefde en de meisjes. U, ô liefde, en schoone meisjes! Zy myn tedre kunst gewyd; U, die van myn zwakke zangen, Als van de aarde, 't leven zyt. 'k Heb, in myne flaauwe schetsen, Meest u naauw aan een gepaard; Meisje en liefde, saamverbonden, Zyn alleen bezingenswaard'. Aan de zy' van myn geliefde Voel ik welk een schat het zy In één meisje saam te vinden Streelend schoon en min daarby! Dat door liefde steeds het harte Van het meisje word' bestierd: [pagina 102] [p. 102] Schoonheid is niet langer schoonheid Als de koelheid haar ontsiert. 't Meisje-alleen heeft geen vermogen, Liefde - alleen bezit geen magt; Liefde schenkt het meisje schoonheid, 't Meisje schenkt de liefde kracht, Vorige Volgende