Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 2
(1802)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
Dezen worden dan terstond
Vonken, die zich samenparen,
En een fel ontembaar vuur
In des minnaars boezem baren.
En wanneer 't verliefde hart
Wederliefde moet ontberen,
Doet de min het eindlyk ook
Even als door vuur verteeren.’ -
‘Maar’, riep Celimene thans:
‘De eerste reên hebt gy vergeten:
Ik, die u beluisterd heb,
Ik zal ze u terstond doen weten.
Vele reden noemt gy op,
Doch men moet het éérst gelooven:
Liefde word een vuur genaamd,
Daar ze, als 't vuur, zich uit laat dooven.’
|
|