Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 2
(1802)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
Vlei my niet, myn zielsvrindin!
Door myn vaersjes fraai te noemen:
Zy zyn de uwe, en, zyn zy schoon,
U alléén dan moet men roemen.
Zulk een tedre liefdeblyk
Moet ik billyk wederstreven;
Hoe! zoud gy aan my den roem,
Dien gyzelf behaald hebt, geven?
Spreek, hoe maalde ik liefdeskracht,
Als ik uwe liefde ontbeerde?
Hoe toch zong ik van de min,
Als uw oog my dit niet leerde?
Vlei my niet, myn zielsvrindin!
Al 't aanminnig kunstvermogen,
Waar myn zwakke zang meê praalt,
Roofde ik uit uw lieflyke oogen.
|
|