Onder de onderscheiden vleijende beoordeelingen, het eerste deeltje van dit werkje te beurt gevallen, heeft die van de bibliotheek my verre het meest behaagd, schoon ik my in twee byzondere beoordeelingen, in de boekzaal, wellicht noch vry sterker zie gevleid. Het zyn zo min vleijeryën als spottende gispingen welken ik verlang. De gezegde recentie in de bibliotheek draagt alle blyken van kunde en goed oordeel, en het ware te wenschen dat men meer diergelyke beoordeelingen aantrof. Uit dankbaarheid voor zodanig eene beredeneerde recentie, acht ik my verpligt den schryver derzelve van eene dwaling te rug te brengen. Hy schynt te voorönderstellen dat ik my in sommige stukjes van anacreön, virgilus, theöcritus, moschus en anderen heb bediend; intusschen verzeker ik, openhartig, dat ik, by de uitgave van het eerste deeltje, deze dichters naauwelyks by naam kende, ik, van alle kunstverkeering, van alle onderrichting, te veel verstoken! dat ik zelfs (het strekke my tot eere of tot schande) gessner, poot, noch