Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 1
(1800)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
[pagina 107]
| |
Palemon en Silvia. | |
palemon.
Waar zyt gy, waar toeft gy, lieve Silvia? weet gy dan niet dat Palemon, zonder uw byzyn, geen vreugd smaakt, en de oogenblikken hem tot last verstrekken, waarin hy van u is verwyderd? Waar toeft gy thans? Leidde gy uwe kudde niet dagelyks naar deze malsche plekjes, en verblydde gy my niet dagelyks door uwe tegenwoordigheid? Waar toeft gy thans? Wilt gy dan heden uwe schoone schaapjes het malschste gras onthouden en my alle blydschap ontzeggen? Kom, lieve Silvia! kom, en doe weder dat streelend gevoel in myn hart ontdaan, hetgeen ik niet ken, en dat my echter de zoetste vreugd kan baren. Maar zy nadert. Gints, in de verte, zie ik hare bekorelyke gestalte. Zy nadert!... Hoe vrolyk klopt myn hart, daar ik haar weder aanschouw! Wat verrukking vermeestert my, nu ik haar weder hare schreden herwaarts zie wenden!... Verbergen wy ons; laten wy haar een oogenblik naar ons byzyn doen verlangen, en eindelyk haar verrasschen, door ons plotseling aan haar te vertoonen.
silvia.
Verhaast uwe schreden, lieve schaapjes! voert my spoediger by myn' vrind, zonder wiens byzyn ik geen vreugd ken, naar wiens byzyn ik altoos verlang. - Maar, hoe! ik ontdek hem niet! waar zyt gy, Palemon! waar zyt gy? denkt gy dan niet aan Silvia? weet gy dan niet, dat zy meer om u zich naar deze klaverryke weide begeeft, dan om hare schaapjes? waar zyt gy? verlangt gy niet meer naar my zo sterk, als ik naar u verlang? | |
[pagina 108]
| |
waar zyt gy? zie, deze zode, waarop gy aan myne zyde pleegt te rusten, schynt reeds op u te wachten; myne oogen, die telkens op onze zitplaats staren, verlangen u dáár te zien; en myn hart, lieve Palemon! myn hart verlangt weder zich aan het uwe te voelen drukken. Waar zyt gy dan? Hebt gy voor, my heden te bedroeven, daar ik niets dan uwe vreugd wensch? Zie, myne schaapjes gluren in het ronde: zy schynen u ook te zoeken, en, daar zy u niet ontdekken, zien zy my meêwaarig aan en willen in myne smarte deelen. Palemon! waar zyt gy? kom toch spoedig; werp u spoedig in deze armen, die zich tot u uitstrekken en zich reeds vormen om u aan myn hart te drukken; werp u aan mynen boezem, die onrustiger zwoegt, wanneer hy u niet op zich voelt rusten; slinger uwe armen om myn midden, en klem my aan uwe borst, die ik zo gaamo kusch. Kom toch, lieve Palemon! kom spoedig, en verwissel al myne droefheid in vreugd.
palemon.
zich in hare armen werpende.
Hier ben ik, liefste Silvia! hier ben ik.
silvia.
Dit gevoel ik, dierbare vrind! ook schoon ik u niet zag, zou ik het gevoelen. Waar toefde gy zo lang? is u iets kwaads ontmoet? zeg het my spoedig en genees myne bekommernis.
palemon.
Ik beluisterde u, lieve Silvia! gy hebt my naar u doen wachten, en, tot straf hiervoor, wilde ik u ook een oogenblik naar my doen verlangen.
silvia.
En verlang ik dan niet altoos naar u? Maar, ter boeting uwer moedwilligheid, eisch ik dadelyk honderd kuschjes; toe, spoedig! geef ze my. | |
[pagina 109]
| |
palemon.
Weet gy wel, Silvia! dat ik altyd zal maken dat ik straf verdiene, als gy op deze wyze straft?
silvia.
Zult gy? neen, dit zult gy zeker niet; want, ten koste van myne blydschap, kunt gy geen vreugd begeeren.
palemon.
Neen, dit kan ik niet. Ik geniet slechts ten halve, of liever in het geheel niet, wanneer gy myn genot niet deelt; myne blydschap is geen blydschap, als ik die niet aan uwe zyde smaak, en zelfs in myne droefheid is vreugd, als ik die in uw byzyn gevoel.
silvia.
En gevoelt gy dan immer droefheid als ik by u ben? bezit ik dan het vermogen niet, lieve vrind! om alle smart uit uwen boezem te weeren? dit doet Silvia leed. Och! gy verslaat deze kunst zo wonder wel: wanneer ik weemoedig ben en gy vertoont u aan myne oogen, dan is dadelyk myne weemoedigheid verdwenen, en ik denk daaraan niet meer. Leer dit Silvia ook, lieve vrind! opdat zy het genoegen hebbe, deze kunst aan u te beöefenen.
palemon.
Neen, lieve Silvia! ik ken ook geen smart als gy by my zyt. Ik heb niets meer te wenschen als ik u zie, dan slechts, dat ik u nimmer behoefde te verlaten.
silvia.
Hoe wonder is het, dat wy, zonder het van elkander te weten, heimelyk denzelfden wensch voeden!
palemon.
Zou 'er geen middel zyn, liefste Silvia! om dezen wensch te vervullen?
silvia.
Welk een blyde inval! op den wensch zelven heb ik | |
[pagina 110]
| |
wel gedacht, doch geenszins op het vervullen van denzelven. Ja, lieve vrind! laten wy bedenken of 'er geen middel is, dit verlangen te voldoen.
palemon.
Als men ons voor Hymens altaar veréénigde?
silvia.
Maar, beste vrind! men moet immers elkander door tedere liefde beminnen, indien men huwen wil?
palemon.
Door tedere liefde beminnen, zegt gy? (Haar omhelzender.) Heb dank, dierbaarste Silvia! nu ken ik dat streelend gevoel, die hemelzoete gewaarwording, die gy in myn' boezem kweekt; nu ken ik myn rusteloos verlangen naar uw byzyn en myne vreugd als gy by my zyt: het is liefde, het is tedere liefde.
silvia.
Wat zegt gy, Palemon? ik schrik 'er van! zouden wy dan elkander beminnen zonder het te weten?
palemon.
Zegt uw hart niet dat het liefde is, die gy voor my voed?
silvia.
Ja, gy hebt gelyk, liefste vrind! nu ik naar myn hart luister zegt het my dit; maar, warelyk, het was my geheel onbekend, voor gy het toevallig giste. ô Wat is de liefde zoet! wat is zy streelend!
palemon.
En hoe vermogend is zy, lieve Silvia! zy is het dan die my geheel hervormde, sints zy u voor myne oogen voerde! zy is het dan, die my gevoeliger voor ieder schoonheid der natuur deed zyn, en my eene vreugd doet smaken, die ik vruchteloos zou pogen te beschryven! Dit alles deed dan de liefde! Hartelyk dank, lieve liefde! voor de zoetheid, die gy my hebt verschaft, hartelyk dank voor myne schoone Silvia! | |
[pagina 111]
| |
silvia.
Het is dan ook die zelfde liefde, die my eindeloos aan u doet denken, en my het hart vuriger doet slaan dan te voren; die elke andere gewaarwording uit myn hart verdringt, en my geheel voor u doet leven! ô Beste Palemon! wat zyn wy de liefde veel erkentenis verschuldigd, daar zy ons zo gelukkig deed zyn!
palemon.
En wy moeten haar onze erkentenis toonen.
silvia.
Och! leer my toch hoe en waardoor ik dit kan doen; hoe moeijelyk het ook wezen moge, niets zal my streelender zyn.
palemon.
Het is door my altoos teder te beminnen.
silvia.
Hoe bekorelyk is deze dankbaarheid! hoe licht is zy te beöefenen! ô Liefste Palemon! zou het my mogelyk zyn u immer minder lief te hebben, dan thans? neen, zeker niet! Ik moet dus immers de liefde wel erkentelyk zyn, ook schoon ik het niet wilde, daar zy slechts eischt dat ik u altoos zal beminnen, en daar het my niet mogelyk zal zyn u immer te vergeten.
palemon.
Ook ik, dierbare Silvia! zal u altoos even teder, even vurig beminnen; alles zal my genoegelyker zyn, daar ik alles aan uwe zyde zal genieten; geen droefheid zal my kwellen, daar ik altoos by u zal zyn.
silvia.
Dus zal de echt ons dan verbinden, lieve vrind?
palemon.
Wenscht gy dit niet even vurig als ik, beste Silvia?
silvia.
Gewis, ik wensch het; doch ik weet niet wat onbeken- | |
[pagina 112]
| |
de gewaarwording my vermeestert, op de gedachte, dat ik met u zal huwen. Wat is het huwelyk toch, lieve Palemon?
palemon.
Zyne bekorelykheden moeten onäfschetsbaar zyn. Hoe blyde moeten de uren vervliegen, daar men ze allen in het byzyn onzer gade slyt! Hoe licht moet de moeijelykste arbeid ons vallen, daar men dien met zyne wederhelft deelt, of voor haar werkt! ô Lieve Silvia! alles moet bekorelyk zyn, als men aan zyne geliefde door den echt is verbonden!... alles!... Welk eene vreugd zal het u baren, moeder te worden! wat genoegen zal het my verschaffen vader te zyn!
silvia.
Moeder!... ik, moeder, lieve Palemon! zeg my in ernst, schertst gy niet?
palemon.
Zyn uwe ouders dan ook niet door het huwelyk vereenigd, en zyt gy de vrucht niet uit hunnen echt?
silvia.
Goede goden! ik zou dan ook eens moeder zyn!... Maar, zeg my toch, lieve Palemon! hoe? waardoor? wanneer?... Alles is my onbegrypelyk!
palemon.
Ook my, waarde Silvia! doch myn hart voorzegt my onbeschryfelyke vreugd; het zegt my dat gy de moeder zult wezen van myn kroost!
silvia.
Kom, beste Palemon! kom, spoeden wy ons voor Hymens outer, leggen wy ons beider handen in elkaêr, en pogen wy de genoegens te genieten, waarvan de onbekende voorsmaak reeds zo streelend is! |
|