Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 1(1800)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Likas en Fillis. Likas minde Fillis teder, Filles minde Likas weder; Heimlyk, onbekend verdriet Baarde beiden felle smarte; Liefde woonde in beider harte En zy wisten 't beiden niet. Likas, naauwlyks zestien jaren, In 't beminnen onervaren, Wist de bron niet van zyn leed; Fillis, die slechts veertien telde, Kende 't wee niet dat haar kwelde, Wist niet wat haar lyden deed. [pagina 96] [p. 96] Op een' schoonen lentemorgen Trad het paar, vervuld van zorgen, Vol van onbekende smart, Uit de hutten die 't bewoonde; Schoon hen alles vreugd vertoonde, Niets schonk vreugd aan beider hart. Likas trad, al zuchtend, weenend, Niets opmerkzaamheid verlenend, Langs de velden, achteloos. Aan 't ontluikend bosch gekomen, Snyd hy in de schors der boomen Filles naam, gedachtenloos. Fillis zat een weinig verder. Noch het meisje, noch de herder, Beiden, vol zwaarmoedigheid, Zagen, door hunn' druk, elkander. - Liefde had den een' by de ander In 't ontluikend bosch geleid. [pagina 97] [p. 97] Fillis zat, daar traan en zuchten Haar ontvloeiden, haar ontvlugtten, Op eene oude dorre plant; Met een' tak, den stam ontreten, Schreef zy, zonder wil of weten, Likas naam in 't mollig zand. Likas staart thans, meer te vreden, Op den naam door hem gesneden, En roept: ‘Fillis!’ blyde en luid. Fillis voelt haar vreugd herleven, Ziet den naam door haar geschreven, En roept vreugdvol: ‘Likas!’ uit. Beiden zien zy thans elkander, En gevoelen, de eene en de ander, 't Eindperk van hun beider smart: Zy omhelzen straks zich samen, En zy schryven beider namen In elkanders kloppend hart. Vorige Volgende