Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 1(1800)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Aan Sofië. Op gegeven rymklanken. Uw lieve aanloklykheid, uw zagte tederheden, Het jong en welig vuur, waar uw gelaat meê praalt, De vlugheid, mild verspreid door uwe lieve leden, Veröverden myn hart: gy hebt een' prys behaald. 'k Zwicht voor 't betoovrend schoon waarmede uw oog mag pronken; De lonken, die het spilt, waardoor gy harten steelt, [pagina 18] [p. 18] Dees deden in myn hart het blakendst vuur ontvonken, Een vuur, dat bittre smart of reinen wellust teelt. ô Waar' het laatst' myn deel! mogt ik myn' wensch verkrygen! Behaagde aan u myn hart en myne oprechte min! Mogt ik, van wellust vol, aan uwen boezem zygen!.... Ontschatbaar waar' myn heil: 'k omhelsde eene engelin! Vorige Volgende