Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 1
(1800)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
De gustibus non est disputandum. | |
[pagina 5]
| |
De toets der schoonheid. | |
‘Vrind! lieve, beste vrind! deel in myn geluk door deel in myne verrukking te nemen!’ riep Damon tegen Dametas: ‘hoor! waartoe betoont gy dat ongeduld? wy deelden altyd onze vreugd; hoor! ik heb een meisje, een meisje, wier schoonheid zonder weêrgade is! ô lieve vrind! wat is het beminnen streelend!’
dametas.
Een meisje? gy, waarde Damon! ook ik heb eene herderin; myn ongeduld is verlangen naar haar byzyn; dit oogenblik snel ik naar haar toe, knel haar aan myn hart en druk myne brandende lippen op hare karmynen koontjes. ô Myn meisje is het beeld van de godin der liefde! schoon, Damon! schoon!... ô gy moet haar zien om u daarvan eene verbeelding te kunnen vormen.
damon.
Ei? en wil ik u dan eens spoedig zeggen wie haar in schoonheid overtreft?
dametas.
Overtreft? ja, ik bid u, spoedig, zeg het my.
damon.
Galathée. | |
[pagina 6]
| |
dametas.
En wil ik u eens spoedig uwe woorden weêr in doen halen?
damon.
Als gy kunt, ja.
dametas.
De bloote naam ‘Chloé’ zal daartoe genoeg zyn.
damon.
Chloé? ha, ha, ha!... Nu, ja! Chloé is een meisje zo als alle onze jonge herderinnen zyn; maar schoon?... Doch ieder heeft zyn' smaak: het kan zyn dat gy haar schoon vind; maar welk eene geestelooze spotterny, haar by Galathée te durven vergelyken!
dametas.
Chloé?... Chloé, zegt gy, en dat op zulk een' toon? Arme Damon! wat beklaag ik u! wat hebt gy een' elendigen smaak! Chloé?... zeg my toch eens, hoe kunt gy dien naam zo koel uitspreken?
damon.
Met weinig kunst; maar Galathée!... Toe, lieve vrind! zeg gy eens ‘Galathée’ op zulk een' droogen toon als u zulks mogelyk is.
dametas.
Galathée.
damon.
Droomt gy, Dametas? is dat eene uitdrukking? hoe slaperig noemt gy dien naam! Kom, ga uws weegs, gy hebt voor, my te plagen. | |
[pagina 7]
| |
dametas.
Neen! in alle oprechtheid ben ik uw vrind, zo gy slechts de vervelende schertsery staakt, van Galathée schooner dan Chloé te durven noemen.
damon.
Dametas! spreekt gy in ernst?
dametas.
Ernst? Damon! ik zou denken dat gy zinneloos waart indien gy daaraan kost twyselen.
damon.
Nu dan, arme, zieke vrind! wilt gy my een vermaak doen?
dametas.
Mits dat ik nu naar myne Chloé kan gaan; indien het my dit belette, dan zou ik het u moeten weigeren.
damon.
Neen, ga; ik verwacht hier myne Galathée ook. Nu, gy wilt my dan een vermaak doen, lieve Dametas? haal dan uwe Chloé hier; zie, om u te toonen hoe zeer ik uw vrind ben, gedoog ik, dat wy haar tegen Galathée zullen vergelyken, hoe ongelyk deze toets ook zyn moge! Ha, ha, ha! een opslag van het oog zal u dadelyk uwe dwaling klaar doen zien!
dametas.
Goed! ik wil u ook het vermaak wel doen, om u door uzelven te overtuigen. Arme Damon! wat zult gy wel wenschen, niet zo verwaand op het schoon van uw meisje te zyn geweest! Vaar wel! ik haal myne Chloé en snel dadelyk met haar te rug. | |
[pagina 8]
| |
damon.
Vaar wel, vrind Dameet! en leer intusschen den naam van Galathée uitspreken, zo als men dien uitspreken moet.
dametas.
Chloé! Chloé! Galathée kwam welhaast haren Damon op het bestemde plaatsje vinden. Dametas snelde naar zyne Chloé en kwam straks met haar te rug. - Damon vertelde aan zyn meisje, en Dametas aan het zyne, de toets die zy zouden ondergaan, en beiden de herders voerden haar als naar een' stryd, waarin de overwinning zeker ware. Galathée was schoon, Chloé was schoon, en beiden de meisjes wisten dit. Welk meisje is niet altyd min of meer verwaand op hare schoonheid? Beiden, derhalve, traden met vreugd in het strydperk, en streelden zich reeds, by voorraad, over de welsprekendheid waarmede hunne herders hare bekoorelykheden afmalen zouden. Dametas begon. Reeds van verre riep hy Damon toe, terwyl hy, met zynen arm om Chloé gestrengeld, naar de strydplaats huppelde: ‘Zie, zie, vrind Damon! zie dat engeltje, dat naast myne zyde naar u toezweeft; zie hoe trotsch verheft zich ieder bloempje, waarop zy haar' schoonen voet drukte; zie deze engelächtige gestalte: de beeldtenis van de godin der liefde.’
damon.
Haar beeld? neen, vrind Dametas! gy mymert; zie daar de godin der liefde zelve; daar staat zy, die betooverende gestalte, dáár. Zie hoe de dennen aan hare zyde levendiger groenen, dan die van het overig woud. Zie hoe een wellustaêmende zefir rondom haar dartelt en | |
[pagina 9]
| |
met hare schoone, bruine lokken speelt. Zie, vrind Dameet! welk eene edele houding! majesteit en zagtmoedigheid veréénd! zie, dáár staat zy, de godin der liefde! en is uw meisje haar beeld? gelykt zy naar haar?
dametas.
Majesteit? zie haar levendig in myne Chloé, zie, hoe slechts één van hare blikken ieder achting en eerbied afdringt! hoe ontzagverwekkend is hare gestalte! hoe deftig is hare geringste beweging!... alles, álles is majesteit in myne Chloé! Zagtmoedigheid? ô Damon! lees in hare oogen: zie die zagte, weemoedige kwyning, en gy ziet de zagtmoedigheid zelve.
damon.
Oogen? foei, Dametas! foei! wat zyt gy trotsch! durft gy het eerst van oogen spreken? Zie deze levendige, donker bruine oogen myner Galathée, en nimmer zult gy weêr oogen schoon noemen dan de haren.
dametas.
Raast gy, Damon? durft gy ze vergelyken by de groote zwarte oogen myner Chloé? Raast gy? durft gy in goeden ernst zeggen, immer oogen gezien te hebben als dezen? en dan, zie die schoone, volle wenkbraauwen... Ga, Damon! heden zyt gy met blindheid geslagen.
damon.
Dametas, ik ontzle uwe ylhoofdigheid, anders zoud gy my driftig maken; maar, hoe zeer u heden het verstand ook ontbreekt, wilde ik echter toch noch wel eens hooren, of gy zinneloos genoeg zoud kunnen zyn, om het rood der wangen van Chloé by dat myner Galathée te durven vergelyken? | |
[pagina 10]
| |
dametas.
Neen, lieve vrind! neen, warelyk zo zinneloos ben ik niet. De wangen van Galathée zou ik vergelyken by die myner Chloé!...
damon.
Hoe!
dametas.
Damon! in goeden ernst, houd gy my voor zot? gelyken deze wangen naar dezen? Antwoord my zonder schertsen.
damon.
Neen, vrind! zy gelyken niet naar elkander. De wangen myner Galathée zyn als een verschöntloken roosje, die uwer Chloé slechts als een rozenkleurig tulpje. Het gezigt der roos is treffend, dat der tulp slechts verdragelyk.
dametas.
Gy zult uw oogmerk niet bereiken.
damon.
Welk een oogmerk?
dametas.
Gy hebt besloten my kwaad te maken, ik ontdek het klaar, maar gy zult uw oogmerk niet bereiken; ik zal het middel u daartoe ontnemen door myne Chloé, ten zy gy volstrekt redenloos oordeelen wilde. Zeg eens, vrind Damon! wat zegt gy van de lippen van dezen betooverenden mond?
damon.
Het is de mond van Chloé.
dametas.
Juist, lieve, beste Damon! het is de mond van Chloé! | |
[pagina 11]
| |
Deze lieve, smakelyke lipjes mag ik met de mynen drukken; den adem van dezen schoonen mond mag ik inädemen! - Wel nu, zyt gy hier niet mede gevangen? Ja, dat gy u door den mond gevangen zoud geven, dit dacht ik toch wel.
damon.
Gevangen geven, zegt gy? staat Galathée dan niet aan myne zyde?
dametas.
Spreekt gy, Damon?
damon.
Zie deze lieve, deze kleine lipjes, waarop de wellust zweeft! zie hoe, wanneer deze lipjes zich ontsluiten, twee ryën elpenbeenen blokjes, witter dan verschgevallen sneeuw, zich aan het betooverd oog vertoonen! zie hoe veel luchtiger de adem uit dezen engelächtigen mond in de lucht opstygt, dan de adem uit andere monden!... ô Dameet! Dameet! men moet Galathée beminnen, men moet door haar weder bemind zyn, om de gelukzaligheid daarvan te gevoelen!
dametas.
Zie het onäfmaalbaar blanke vel, dat deze rozenroode lipjes omsingelt! zie hoe evenredig, hoe gelyk dit gantsche gelaat gevormd is!... Hoor, Damon! laten wy niet langer over byzondere dingen spreken; ik wil niets zeggen van den vollen ronden boezem myner Chloé; ik wil geen vergelykingen maken tusschen de dunte van het middel myner Chloé en dat uwer Galathée; van haar' engelächtigen kleinen voet wil ik niets zeggen; daar! nu | |
[pagina 12]
| |
flaat myn meisje naast het uwe: oordeel nu over de geheele gestalte; oordeel nu, en wees nimmer weder zo trotsch om Galathée by Chloé te vergelyken?
damon.
Neen, indien ik het langer uithouden kon, dan moest ik geheel ongevoelig zyn! Hoor, Dametas! gy zyt een zot, en, wilt gy ophouden het te zyn, ontsluit dan uwe gesloten oogen, of ruk 'er het vlies af dat u belet te zien. Daar, plaats u nu recht tegen over onze meisjes; zie nu opmerkzaam, vergelyk nu de eene bedaard tegen de andere, en spreek ernstig.
dametas.
Nu, ik heb haar bedaard tegen elkander vergeleken.
damon.
En uwe uitspraak?
dametas.
Is, dat uwe Galathée zó ver beneden myne Chloé in schoonheid is, als de tulp beneden de roos.
damon.
En de myne is, dat gy de grootste zot uit deze gantsche streek zyt. |
|