Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Gebed voor allen. Alvader, die ten zetel zit En boven tijd en lot; Wien Heiden, Jood en Christen bidt: Jupyn, Jehovah, God! Gij Oorsprong, dien mijn hart belijdt, Maar dien ik peil noch ken! Ik weet slechts dat Gij magtig zijt, En dat ik nietig ben. Maar ik heb keus van goed of kwaad, Hoe broos en blind ik zij; Gij, die natuur in teugels slaat, Laat onzen wil ons vrij. [pagina 133] [p. 133] Wat mij 't geweten leert als regt, 't Is Uw bevel, o God! Wat mijn geweten doemt als slecht, 't Is Uw gestreng verbod. Geef, Vader! dat ik dankbaar zij Voor wat Uw gunst mij biedt: Gehoorzaam is hij, dankbaar hij, Die wat Gij schenkt, geniet. Geef dat ik nooit, in blinden waan, Uw gunst tot de aard' beperk, Als ging dees wereld meer U aan, Dan duizend boven 't zwerk. Geef dat ik nooit - ik, worm in 't slik, Mij neerzette in Uw raad, Noch hem, die anders bidt dan ik, Vervolg, verdoem en haat. o, Zoo ik treê in 't regte spoor, Bevestig daar mijn voet, En, zoo ik afdwaal, licht mij voor, Waarheen ik treden moet. [pagina 134] [p. 134] Hou van een wuft, een trotsch bedil Mij, nietig schepsel, vreemd, Hetzij Uw goedheid geven wil, Hetzij Uw wijsheid neemt. Nooit sluite ik 't hart voor 's naasten leed, Maar de oogen voor zijn schuld; Dat ik vergeev' wie mij misdeed, Opdat Ge 't mij eens zult! Ik, ik ben zwakheid: Gij-alleen, Gij zijt mijn schild - mijn kracht: Lei mij door 's levens doolhof heen En door der graven nacht. Geef, geef mij voedsel, deksel, rust; Geef - 't zij ik bidde of niet: Wat ik behoef is U bewust: Uw wil-alleen geschied'! Gij werelden, in 't ruim verspreid! Zingt Hem uw lofgeschal: Zijn tempel is de onmeetlijkheid, Zijn outer is 't heelal. Naar het Engelsch van pope. Vorige Volgende