Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De biddende. Zie, Laura knielt: 't is of van boven Een lichtkrans om haar lokken daalt: Ze is schooner in 't godvruchtig loven, Dan Rafaël ons de onschuld maalt. Zie, Laura bidt: Gods englenscharen Slaan in verrukking herwaarts 't oog; Als of het Abels offers waren, Zoo stijgen Lauraas beên omhoog. Ja, zij gevoelt in 't vlekloos harte Reeds hier omlaag zich ginds verwant, En, los van aardsche vreugde en smarte, Doorzweeft zij 't hemelsch vaderland. [pagina 36] [p. 36] o, Wie haar dus, in stil vertrouwen, Zich neer zag vlijen op de kniên, Wie haar de handen mogt zien vouwen, Hij heeft in beter sfeer gezien. Naar het Hoogduitsch van matthisson. Vorige Volgende