Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] De jonker van 't Sticht. De jonker van 't Sticht vloog te viervoet daarheen; Zijn ros was het vurigst, dat ooit werd bereden; Een blinkend rapier was zijn wapen-alleen, Alleen toog hij voort door gehuchten en steden. Geen ridder, hoe trouw aan zijn liefde en zijn pligt, Zoo moedig en trouw als de jonker van 't Sticht! Geen steilten, geen grebben vertraagden zijn vaart; Hij zwom door den Rhijn, door de Waal en de beken; Maar eer hij te Druten zich wierp van zijn paard, Was Emma gedwongen haar eeden te breken; Een hofheer, geplaagd door den hoest en de jicht, Verwierf zich de bruid van den jonker van 't Sticht. [pagina 9] [p. 9] Hij stoof door de gangen, en rolde den blik De feestzaal in 't ronde, door gasten en magen. De bruigom stond bleek en bedremmeld van schrik; De vader vermant zich den ridder te vragen: ‘Waaraan zijn wij de eer van uw bijzijn verpligt? Is 't vriendschap of veete? zeg, jonker van 't Sticht.’ - ‘Ik vroeg om uw kind: gij versmaadde mijn beê; 'k Liet daarom den kop als een druilöor niet zinken; De liefde vloeit op en zij ebt als de zee! Ik kom met de bruid maar eens dansen en drinken. Méér meisjes der Betuw zijn schoon van gezigt: Niet allen versmaden den jonker van 't Sticht.’ De bruid schonk een beker, en bood hem dien aan: Hij neemt en hij leêgt dien, en werpt hem daarhenen. Zij smoorde den zucht, die haar boezem deed slaan, En dwong zich tot lagchen, schoon willens te weenen. Toen sloeg hij zijn arm om het lijfje van 't wicht: ‘Kom, dans nu eens, bruid! met den jonker van 't Sticht.’ [pagina 10] [p. 10] De kracht en de schoonheid doorzweefden de zaal. De moeder dacht, vuurrood, van boosheid te stikken; De vader vat heftig den greep van zijn staal; De bruigom verfrommelt zijn linten en strikken; ‘Och!’ dachten en fluisterden speelnoot en nicht: ‘Och, waar' zij de bruid van den jonker van 't Sticht!’ Hij drukt haar de hand en hij lispt haar in 't oor... Zij dansen en walsen naar vedels en fluiten; De zaaldeur stond open, zijn klepper stond voor: Zij zwieren en draaijen en zwaaijen naar buiten, Hij wipt haar te paard, als een veder zoo ligt: ‘Mij, mij is de bruid!’ riep de jonker van 't Sticht. 't Vloog alles hen na, als een pijl uit den boog, De vader, de broeders, de magen, de vrinden: Zij kruisten en zochten omlaag en omhoog, Maar Emma van Druten was nergens te vinden... Las iemand wel ooit in verhaal of gedicht Van minnaars, zoo stout als de jonker van 't Sticht? Naar het Engelsch van walter scott. Vorige Volgende