Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3(1855)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 188] [p. 188] Mijne verzen. Zielloos staat gij, levenloos, Zonder klem of zwier, Zangen, uit mijn hart geweld! Op het koud papier. Neen, van 't uitgestroomd gevoel Vonkt in u geen sprank: Zielloos zijt gij, levenloos, Noten zonder klank! 'k Heb de borst met u geroerd En het hart gekneed, Maar mijn adem was de ziel, Die u leven deed. [pagina 189] [p. 189] 'k Schiep met klem en kracht van toon Al uw kracht en klem; 'k Blies u geest en leven in Met mijn eigen stem! o, Wie op mijn doode kunst Nog in deernis ziet, Geev' hij 't leven nogmaals weer Aan mijn zielloos lied. Of wat is 't gevoel en 't vuur, Dat mijn zang bezit? Of wat is zijn verw en zwier? Treurig zwart op wit. 'k Vraag terug, van elk terug, Wat mijn kunst ontviel: 't Is de nadruk van den toon - De afdruk van de ziel. Wie te traag, te loom van bloed, Adem heeft noch stem, Roer' mijn koude zangen niet: Zij zijn dood voor hem. Vorige