27Elke dag ging Anansi op zoek naar een ander dier om mee te nemen naar de visvijver.
28En zo kwam hij iedere dag aan zijn eten.
29Maar op een dag kwam Anansi geen enkel dier tegen. Toen hij naar huis terug wilde
30gaan, zag hij Kaaiman. Hij zei: ‘Hee, Kaaiman, waar ga je naar toe?’ Kaaiman
31antwoordde: ‘Och, ik wandel wat op zoek naar eten.’ Toen zei Anansi: ‘Kom, laten
32we gaan vissen.’ Anansi en Kaaiman wandelden samen door het bos tot aan de
33visvijver. Anansi zei: ‘Ga jij aan die kant vissen,’ maar Kaaiman antwoordde: ‘Ach
34nee, ga jij daar.’ Anansi zei: ‘Nee, ik blijf liever hier aan deze kant, ga jij daar.’
35Kaaiman wist namelijk wat Anansi van hem wilde, hij woonde immers zelf in de
36visvijver. Hij was slim en vroeg Anansi hem te laten zien welke kant hij precies
37bedoelde. Toen Anansi het hem liet zien, trok Kaaiman hem aan zijn hand mee het
38water in. Toen schreeuwde Anansi naar Kaaiman: ‘Iets houdt me vast,’ en hij
39schudde en trok aan zijn arm. Kaaiman zei: ‘Je weet toch wat je moet zeggen?’
40Anansi vroeg: ‘Wat moet ik dan zeggen?’ Kaaiman antwoordde: ‘Gooi me.’ Anansi
41zei: ‘Wacht even, zie je die plek daar, trek alle stokken uit de grond. Vlug!’
42Kaaiman lachte: ‘Wat bedoel je? Waar?’ Anansi zei: ‘Daar verderop, ze staan
43een stukje verderop!’
44Toen Kaaiman bij de bewuste plek kwam, zag hij de puntige stokken. Hij trok ze uit
45de grond en ging zelf op de lege plaats zitten, met de bek wijd open. Anansi vroeg
46Kaaiman of hij de stokken uit de grond getrokken had en Kaaiman antwoordde: ‘Ja
47hoor, allemaal.’ Toen zei Anansi: ‘Gooi me.’ Dus het ding gooide hem en Anansi
48kwam precies in de bek van Kaaiman terecht.
49Daarna vertelde Kaaiman alle dieren wat er gebeurd was en hoe Anansi de andere
50dieren gedood had.