Anansi-verhalen
Veel sprookjes in Suriname gaan over de spin Anansi en worden daarom wel Anansi-tori's, oftewel Anansiverhalen, genoemd.
Anansi komt echter niet alleen voor in Suriname, maar bijvoorbeeld ook op de Nederlandse Antillen, waar ze hem Nanzi noemen.
En om het nog wat verwarrender te maken: in West-Afrika heet dezelfde spin Anansé. Dáár komen de Anansi-tori's oorspronkelijk vandaan.
In Afrika, in het bijzonder aan de Westkust, was de Spin, met zijn ronde lichaam en zijn acht poten, het zonne-symbool: langs de zeer lange draden, die hij kon spinnen, kon de Spin naar boven klimmen, van de aarde naar de hemel, en ook weer naar beneden glijden, net zoals de zon opkomt en weer ondergaat. Zo kon hij boodschappen van God en de mensen overbrengen.
De mensen geloofden dat de spin Anansi een kind van God was en ze dachten dat alle mensen van deze spin afstamden. Anansi was wijs en de mensen vroegen hem om raad als ze hun problemen zelf niet konden oplossen. Als Anansi het zelf ook niet wist, klom hij naar de hemel om God om raad te vragen.
Rond deze Anansi zijn in de loop der eeuwen allerlei verhalen ontstaan. Maar hoe zijn die Anansi-tori's in, onder andere, Suriname terechtgekomen?
In de zeventiende, achttiende en zelfs nog in de negentiende eeuw werden negerslaven van de Westkust van Afrika naar landen in het Caraïbische gebied, dus ook naar Suriname, vervoerd. Ze werden daar aan blanke plantage-eigenaren verkocht om onmenselijk zwaar werk te verrichten op de katoen- en suikerplantages.
In hun vrije tijd, vooral tijdens heldere nachten met maanlicht, vertelden oude en wijze slaven de bestaande Anansi-verhalen uit Afrika en andere, zelf-verzonnen Anansi-verhalen aan andere slaven. Die vertelden de oude en wéér nieuwe verhalen op hun beurt, als zij oud en wijs geworden waren, aan de anderen.
Later werden ze door grootmoeders, vaders, moeders en anderen aan de kinderen doorverteld. Ook werden ze opgeschreven, zodat ze nu ook (voor)gelezen kunnen