Maar ach hoe verschoot O.L. Heer als hij het verken daar naakt kwam zien aangedraafd! Want hij zat juist al met zijn engelen op een wolk om terug naar den Hemel te drijven, en de verfdoos was op, heelemaal op, en de lakenkist zoo ledig als een lampglas.
Hij sloeg zijn handen te samen. O wat nu gedaan!
- Ge komt te laat, zei Onze Lieve Heer tot het verksken, zie de verfdoos! met geen vergrootglas vindt ge nog een leksken, zelf de borsteltjes zijn uitgewasschen in de gracht, en al het laken is op! Ach nu loopt gij alleen naakt! Verken, verken, toch, waarom zijt gij uit de root gaan loopen.
Een engel stootte reeds met zijn schouder tegen de wolk, om ze in beweging te zetten, maar 't verken begon te huilen en te schreeuwen, maar schreeuwen menheerken Peeters, zoo hevig dat er zijn snuit lang van wierd, zijn oogskens er van weg kropen, en er Onze Lieve Heer zelf bleek van uitsloeg. Hij hadde zoo geern het verksken geholpen, bezonder nu het ineens zoo leelijk geworden was! Hij stond met zijn handen in zijn gouden haar te draaien.
En 't verksken maar aan 't schreeuwen: Ik ben bloot, ik alleen ben bloot! En geen enkel versiersel, geen enkel ornamentje aan mijn lijf! En met zoo weinig ware ik al