achter groetende molens en heldere dorpen, en rivieren lijk strepen melk, staat rond den horizon, een kroon van blauwe torens.
In den druivelaargang, die van den vijver naar den rozen achtergevel der pastorij welft, zit de gele kater nevens zijn staart te wachten naar een musch; en aan een open venster, waaronder witte en mauve crocus tintelt, is de magere, blozende menheer Pastoor traagzaam bezig een brief te schrijven, naar zijn broeder, die horlogemaker is te Lier.
Mijn beste Broeder Gommaar en mijn zoet nichtje Leontientje,
Het is vandaag dan weer Goede Vrijdag, die dag van goddelijk lijden en verdriet, die als een donker purper portaal boven onze ziele hangt.
De hemel zou moeten toe zijn; doch de zon komt tot op mijn papier lijk een zwerm van gouden bijen.
Het is hier al eenige dagen een zalf van een weer, dat kleurige kazuivels weeft waar onze voeten gaan. Het gras met nieuwe puntjes en op sommige plaatsen liggen de madelieven aan de beken als witte kloskant uitgespreid.
Het is om niet te gelooven, dat vandaag onze Heere Jezus in 't graf ligt en daar noch zon, noch mane ziet. Het is een weer, dat