Na de mis, 't is kleine kermis, gaat de processie uit, proper en kinderkleurig ineengestoken door de nonnekens.
Jongeskens, in een soort taartenbakkerscostuum, met goudgalon afgeboord, dragen een houten sabel, en stellen de dienaars van Sint Donatus voor, patroon van het dorp en beschermer tegen de dondersteenen. Twee meisjes, in engel, houden een houten trompet aan den mond. Sabelhout, trompettenhout.
Armoe zoekt list, hier weten ze van alle hout pijlen te maken.
Maar van louter zilver, vier kolommen zilver, waaruit een koepel van zilveren leliën bloeit, is de baldakijn, waaronder de Moeder-Gods in Vermeer van Delftblauw, gedragen wordt, door vier witgevoolde maagden, jonge en gerimpelde. Meneer de baron, roos als kladpapier, dik en rond, drie vingeren te kort voor de lengte van zijn stand, maar zoo het schijnt nog een beter schut-