lag achter de manestralen. En den Rhijn was glinsterend van maneschilfers als spartelden er duizend zilveren visschen omhoog.
En hij wist dat tot heel, heel ver, dagen reizens, langs de vier windstreken al het land het zijne was; dat al de gronden die valleidden naar den Rhijn, den Donau, de Maas, de Schelde, de Seine en nog anderen, dat die allemaal de zijne waren, met al wat er op was; hoeven, burchten, kloosters, kasteelen, kerken, dorpen en steden. 't Was allemaal 't zijne en van hem; 't was zijn goed en zijn eigendom; was er heer en meester, beslisser en beschikker over en beheerschte het alles met de twee kronen van Koning en van Keizer.
Nu zijn baard verzilverd was en de vrede over de landen lag, en de vijanden zich stil hielden; overzag hij zijn werk en zijn eigen stand, en was kinderlijk blij zoo hoog verkoren te zijn boven de menschen, die hij regeerde voor de liefde Gods.
Om dien vrede te bestendigen, de orde te handhaven en zijnen lof en zijn roem te bevestigen en te vermeerderen, zou hij mor-