Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

De harp van Sint Franciscus
Toon afbeeldingen van De harp van Sint Franciscus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,32 MB)

ebook (5,55 MB)






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De harp van Sint Franciscus

(ca. 1931)–Felix Timmermans– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Benedictie

DE zon was gezonken als een goudvisch. En boven het Kapelleken van O.L. Vrouw ter Engelen, dat daar zoo eenzaam in het bosch vergeten stond, hong er ineens een schoon en stil muziek. Een herder, die met zijn schapen daar voorbij kwam, was juist van zin voor Maria een lieke op zijn klarinet te blazen. Hij verschoot en zag naar 't ingezakt dak. Maar er was daar niets te zien. - Hebben z'er nu een orgel? dacht hij. Hij stootte het poortje open. Het was er donker en stil. - Dan komt het toch van buiten, zei hij. En zie, de schapen stonden ook te luisteren. Daarboven wierd het muziek maar altijd puurder en rankten er wel honderd gouden stemmen door malkander.

- God! Koe schoon. 't Is om te sterven, zoo schoon! Dat zeg ik aan Menheer pastoor! stamelde hij. Hij kon niet meer spreken van aandoening. Zijn hart zei hem wat er daar gebeurde. Hij nam zijnen hoed af, ging op zijn knieën zitten, en hij doddelde: - E.... E.... Engelen, engelen.

 

*

 

De zon was al weg achter het ver gebergte. De vallei met haar rivieren en wijngaards wierd al donker blauw, maar Assisië, dat wit stadje met zijn zwarte cypressenboomen, t' halven den berg, was nog roos verlicht. Het was stil, zoo danig stil alsof er muziek verwacht wierd. Op zulke uren gebeuren er dikwijls schoone dingen. En zie, er kwam een lange, magere man de stadspoort binnen. Hij droeg rond zijn bloot lijf niets anders dan een versleten schapenpels. Hij hield zijnen arm vooruit, lijk eenen die preekt; en met een lach op zijn lippen, riep hij door de stilte van de stad: - Nu komt er vrede en goedheid! Nu komt er vrede en goedheid!

Zoo ging hij bergop de straatjes door, over de pleintjes,

[pagina 6]
[p. 6]

voorbij de fonteinen en voorbij de kerken. De menschen kwamen uit hun huis geloopen, maar hij zag niet achterom. Hij ging altijd recht door en zoo den berg op, tot hij al zingend aan den anderen kant verdween.

 

*

 

Daarna, zoo rond den tijd dat er nog wat gewacht wordt om de lamp aan te steken, kwam er van uit een donker straatje een oud peken gekleed gelijk een pelgrim. Hij was blind en ge zaagt niets dan het wit van zijn oogen. Maar zonder twijfelen, lijk iemand die ziet, stak hij het H. Geestpleintje over, recht naar het huis van den lakenverkooper Pieter van Bernardoon, die verleden jaar getrouwd was met een van edel bloed, uit het zuiden van Frankrijk. Het was een schoon, rijk winkelhuis met kolommekes. De pelgrim klopte op de deur. Hij hield zijn handen open lijk een bedelaar. De meid, een rood en simpel meisken van den buiten, kwam haastig opendoen, maar voor ze iets kon zeggen, zei de blinde:

- Zeg aan Mevrouw Van Bernardoon dat ze naar het stalleke moet gaan. Daar alleen kan het kind geboren worden. Zoo wil het O.L. Heer.

Daarop ging hij weg, met zijn witte oogen naar den hemel. De meid in een rits naar boven, en die blij aan 't vertellen, dat er een blind paterke, met licht rond zijnen kop, was gekomen met de groeten van O.L. Heer, dat het kindeke in 't stalleke moest geboren worden. En die daar in de kamer waren, lijk den doktoor, eenige van haar vriendinnen, de baker, mevrouw, die reeds zoo lang vol mizerie te bed lag, die kregen seffens allemaal veel eerbied voor wat de meid vertelde. Want ze waren allemaal heel Katholiek en geloofden in het wonder.

- Naar het stalleke, zei de een na den ander.

- Ja, naar het stalleke, kermde Mevrouw, want ik heb zoo iets gedroomd.... Had dat paterke geen vleugels? vroeg ze.

- Dat zal wel zijn, zei de meid, maar ik heb ze niet gezien.... Met veel moeite wierd Mevrouw dan door den doktoor en de baker de trappen afgeholpen. De vriendinnen kwamen achteraan met de doeken en de stoopen warm water, en de meid met het wijwatervat. Ze trekken het huis door, en het hofke dat vol Septemberrozen blonk. En dáár in 't stalleke, op een versche bussel strooi, bij 't licht van een keers wierd het kindeken geboren, gemakkelijk als een straatlieke. 't Was een klein, mager dingeske.

[pagina 7]
[p. 7]

- De moeite niet weerd om zoo veel last te verkoopen, zei de baker, die het kind waschte en in de bussel draaide.

Ze lei het in een kribbeke, nevens de moeder, die van moeheid en deugd in slaap gevallen was. Ze stonden er allemaal verwonderd naar te zien.

- Wonderlijk! wonderlijk! zei de doktoor.

De meid lachte en zei: - 't Is gelijk in een stalleke van Bethlehem.

- Maar zonder os en zonder ezel, spotte de baker.

- Maar er was toch een engel, zei de meid nijdig, en die heeft tegen mij gesproken en niet tegen u!



illustratie


Vorige Volgende