‘Ik zal!’ uitte Livinus ineens trots, ‘al moest ik rioolwater drinken!’
‘Zoo is 't goed!’ knorde Pirroen. ‘Dit krachtig woord van Livinus maakt van dezen triestigen dag een groote dag! De kronen op! en Lievevrouwenmelk!’
Elkendeen zette alsdan een lauwerkroon op, Corenhemel een zilveren, en Pirroen de gouden, als voorzitter. Van de Nast, een Balzacgezicht, een man met een wolvendarm, wreef in zijn handen om de komste van den goeden wijn, dien hij toch zoo gaarne mocht, en Barbara, de dikke bazin met kanten muts en gouden oorbellen, was haastig om de pinten te vervangen door kristallen bekers, waarop gekleurde wapens waren gebrand, en om den zonnigen Rhijnwijn uit den kelder te halen.
‘Ach,’ zuchtte de blonde, fijne Corenhemel, streelend aan zijn dunne bakkebaardjes, ‘mocht ik ook van hier kunnen weggaan, terug naar Rusland. Maar mijn vrouw, mijn zieke vrouw staat er tusschen als een muur!’
‘Door uw verdriet zijt gij een dichter,’ troostte Pirroen.
‘Ach....’ lachte Corenhemel minachtend.
De zwartkrullige Koekoek, lenig in zijn spannende, kastanje-bruine jas, lei de oude mandolien op de spitse knieën, en ze zongen alle gelijk:
‘Wij leven van zangen en verzen,
Van bloemen en gloeienden wijn,
Van liefde en vochtige zoenen
En den anderen dag in een dun, hardnekkig regentie vertrok Livinus Broederhert met den rooden postwagen ‘Den Hazewind’ naar Parijs; hij had een schilderdoos en een viool op den rug, en tien frank in zijn zak.
Het leven der Dolfijnen ging rustig voort, ieder aan zijn kant.
Van de Nast sneed in hout prentjes voor almanakken, mannekensbladen, ganzenspelen en de levens der heiligen, - beiaardierde op het klokkenspel van den toren, speelde