myne, het héle beloop van 't Spel door, geen overeenkomst, met dat van den Heer Langendyk heeft, en dat men by gevolg my onschuldig poogd aan te vryven, als of 't myne een naarvolging van zyn Quinquenpoix was; en hoewel ik my gewillig de geringste van onze hedendaagse Tóneel-poëeten erken, zal ik dog nooit iets uitgéven voor 't myne, dan 't geen 't myne is. En dat my eenige durven naargéven, als of ik van den Drukker met geld daar toe zou gekogt zyn, is een lastering, die ik my niet verwaardig te beantwoorden. Dit hebbe ik nodig geägt aan alle Liefhebbers der Tóneel-poëezy, die beide de stukken gelézen hebben, by dézen twéden Druk, die met een Tytelplaatje, en door een Liefhebber met een