Wat voert u hierheen? staat de Hoogstraat in brand of zijn de Franschen in aantocht?
- Vriend, zei Walkiers, zoo gij wist welk vreeselijk drama heeft plaats gehad en waarvan dat meisje hier en ik zelf getuigen waren, gij zoudt ijzen en beven.
- Ik beef zoo gauw niet, antwoordde de soldaat, die zich barscher aanstelde dan hij eigenlijk was, maar laat eens hooren wat vreeselijks het is dat u zoo ontsteld maakte?
- Twee broeders hebben elkander vermoord.
- Gezelfmoord wilt ge zeggen.
- Neen, de een vermoordde den andere.
- Boer, wordt gij krankzinnig of komt gij om de wacht van den hertog op stoopen te trekken?
- Noch het een noch het ander, hernam Walkiers, en nu vertelde hij in al zijne bloedige bijzonderheden het somber treurspel der smeden.
- Dat is inderdaad eene vreeselijke geschiedenis, zei de soldaat, toen Walkiers met zijn verhaal ten einde was, maar gij zult toch wel begrijpen dat ik u daarom bij den hertog niet toelaten kan. Gij zult beter doen naar den Amman te gaan. 't Is zijne zaak en niet die van den Hertog.
- Gij kent nog de oorzaak niet, die aanleiding gaf tot den dubbelen moord, zei Roze Kate.
- En welke was dan die oorzaak?
- Hebt gij gehoord van de moedermoord van Auderghem? vroeg Roze Kate, zonder rechtstreeks op zijne vraag te antwoorden.
- Ja, de moordenaar is sedert gisteren naar het gevang Steenpoort overgebracht. Hij wordt Dinsdag geradbraakt.
- God!.... gilde Roze Kate, de voorzegging!
Zij wrong wanhopig de handen.
- Ik moet den Vorst spreken, onmiddellijk... ik moet... riep zij onstuiming, en ze wilde vooruitdringen: Walkiers en de schildwacht hielden haar tegen.
Hier en daar werden vensters geopend, en eene ruwe stem riep naar beneden:
- Heeft dat lawaai nu lang genoeg geduurd?
Waar is dan de wacht dat zij de ruststoorders niet aanhoudt?
- Daar hebt ge het nu al, zei de schildwacht. Zoo dadelijk komt de hoofdman en dan zal ik er aan toeleggen.