Laat den hospes of zijne lieve en beminnenswaardige dochter nu eens zijn beste dranken brengen!
- Leve heer Koenraad! klonk het eenparig uit den mond der verbaasde en verheugde wapenknechten.
Dat was nu eens een gevangene daar ze genoegen aan beleefden!
Julie was zoo rood geworden als een krieksken bij het hooren der vleiende woorden, haar door den gevangene toegericht.
- Ja, maar, ja, maar, tottelde de provoost, met mate drinken, hoort! Oogen open, jongens!
De ‘jongens’ stieten elkander met den elleboog aan.
Zij werden gewaar dat de provoost vergeten had eene dergelijke vermaning tot zich zelven te richten.
Julie haalde nog een paar flesschen en glazen, en schonk deze boordevol.
- Op de gezondheid van heer Koenraad!
- Op de gezondheid van onzen gastheer en diens liefelijke dochter, antwoordde Koenraad die buitengewoon spraakzaam werd.
De dikke hospes, die in de deur verschenen was en zich het bolle gelaat met den hoek van zijn voorschoot afwischte, zweette nu nog meer van pleizier, nu hij hoorde hoe een knap, vriendelijk en welopgevoed mensch die gevangene toch was!
De provoost kon waarachtig wel gelijk hebben: die jongman kon geen spitsboef zijn! Daar stak iets anders achter die aanhouding!...
Langer dacht hij er voor het oogenblik niet over na, want aan het braadspit stak een jonge, malsche kalkoen, die hij met vaderlijke bezorgdheid begon te keeren en te draaien, na vooraf, echter, een glas op Koenraad 's gezondheid geledigd te hebben.
Inmiddels spreidde Julie een hagelblank wit en blauw geruit ammelaken over de tafel uit, zette er de kristallen drinkbekers op, naast de rood, gebloemde porseleinen tellooren; en zelfs het zilverwerk der groote dagen werd te voorschijn gehaald.
Koenraad 's gelaat glansde van genoegen.
Alles ging naar wensch!
Hij zou zijn slag weten waar te nemen!
Het avondmaal werd opgediend en smaakte allen inderdaad overheerlijk.
Het spreekt van zelf dat elk der puike gerechten ruim overgoten werd, zoodat, bij het einde van het eetmaal, de brave