In dit geval ontsla ik u van de belofte, in een oogenblik van edelmoedige opwelling afgelegd, en zeg u een eeuwig vaarwel!
- Al bood men mij al de koninkrijken der aarde! riep Ernest van Colmar het meisje, dat nog altijd geknield zat, opheffende, zou ik er niet intoestemmen mijn woord terug te nemen.
- Vermits uw besluit onherroepelijk genomen is, luister dan wat gij doen zult. In volle wapenrusting uitgedost, zult gij den vijftienden Augustus, rond 11 ure, de stad verlaten op uw beste oorlogspaard. Niemand, geen enkel wapenknecht, geen enkel schildknaap, zal u vergezellen. Niemand zal zelfs iets van uw voornemen kennen, want de tocht, dien gij onderneemt, zal geheim blijven. Gij zult steeds Oostwaarts rijden en rond middernacht zult gij uw paard inhouden. Laat het dan uitrusten alvorens den verschrikkelijken kamp aan te gaan. Wanneer het eerste uur van middernacht slaat, zult gij uw tegenkamper uit de duisternis die u omringt zien te voorschijn treden.
Gebeurde het dat niettegenstaande uw geloof en uwen moed, gij door Satan overwonnen werdt, onderwerp u dan aan de voorwaarden die hij u stellen zal.
Die voorwaarden zullen strijdig zijn noch met uw geloof noch met uwe eer.
- Van Colmar was in diep gepeins verzonken geraakt, en, eindelijk, sprak hij: Ik zal doen wat ge verlangt. Een woord is een woord. Doch, gansch uw verhaal is de vrucht eener rijke verbeelding. Zitzka deelde het u mede, zegt ge. Welnu, Zitzka bedoelt daarmede, gis ik, 't bereiken van zekere plannen. En ik sta er waarschijnlijk mede in verband.
- Wat gij ook moget denken, houd uwe belofte gestand, en ik zal mij, dien nacht, naar 't bosch begeven, in eene verlatede kapel, en er biddend op uwe terugkomst hopen.
- Daar zal ik u dan vinden, zei Ernest van Colmar met innige overtuiging in de stem.
- Vaarwel thans, edele beschermer. Wij zullen ons voor den strijd niet weerzien, de Hemel zal beslissen of onze scheiding eeuwig is.
Satanaïs reikte den ridder de hand tot afscheid.
Ernest van Colmar niet langer meester over zijne gevoelens, bracht die hand in vervoering aan zijne lippen en kuste ze hartstochtelijk.
Satanaïs bezweek onder haar geluk. De ridder beminde haar dus!