Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Naar den Akker. De vogel zingt zijn lied, Als hij ons 's morgen ziet; Wanneer wij gaan naar d'akker, Stemt hij ons frisch en wakker, De vogel met zijn lied. Het beekje loopt ons na, Ons, boerkens met ons spa'; Het hotst en klotst en kabbelt, Het klatert en het babbelt, En loopt ons spelend na. Het windje in de lucht, Het suizelt en het zucht: ‘Ik zal uw zinnen sterken, 't Zweet drogen onder 't werken; 'k Ben 't windje in de lucht.’ De zonne lacht ons aan, Als wij aan d'arbeid gaan: ‘Ik ben de milde bronne Van levenslust en wonne’, Zoo lacht de zon ons aan. Ons hartje juicht en zingt, Dat 't over 't veld weerklinkt: ‘Onze akker is ons leven, Hij zal ons rijkdom geven!’ Zoo juicht ons hart en zingt. Vorige Volgende