Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] De Spin. In een hoekje van den tuin, Tusschen tak en blaadjes, Vlocht een kleine, vlugge spin Duizend fijne draadjes; Draadjes, ja, zoo wonderfijn, Dat ze niet fijner konden zijn. 't Leek alras een aardig web, 't Schommelde als een wiegje;... Maar daar werd het ruw verstoord Door een gonzend vliegje, Dat, niet achtend op de spin, Roekeloos brak het webjen in. Maar de kleine, booze spin Had het gauw gevonden, En met draadjes, vlug dooreen, 't Vliegje vastgebonden. 't Spon maar toe, van tak tot blad, Of 't er een rechte vreugd aan had. ‘'k Zal u leeren,’ dacht de spin, ‘In mijn woon te breken!’... 't Vliegje klaagde, maar vergeefsch Was haar raadloos smeeken,... Want toen at de spinnekop Grimmig en boos het vliegjen op! Vorige Volgende