Hij nam kamers bij de pedel van de universiteit, bepaalde welke colleges hij ging volgen en liet zich als student inschrijven. Dat is het ogenblik waarop de hier gepresenteerde selectie van brieffragmenten aanvangt. In zijn brieven aan zijn ouders in het vaderland kunnen wij de jonge, ambitieuze geleerde tijdens zijn reis als het ware op de voet volgen. Is zijn reisverslag in briefvorm aanvankelijk nogal conventioneel, langzamerhand komt hij los van het Nederlandse milieu.
Het wetenschappelijke en culturele leven in Nederland rond 1820 kende weinig opwinding en vernieuwing. Begrippen als braafheid, degelijkheid, keurigheid, gezond verstand (common sense, zoals men graag zei) en huiselijkheid stonden er in hoog aanzien. Over veel ontwikkelingen in Duitsland hadden de Nederlanders in het algemeen een afwijzend oordeel. Typerend voor deze opinie was de retorische vraag die De Clercq, drie jaar ouder dan Thorbecke, in een in 1822 geschreven verhandeling stelde: ‘Hebben wij niet vele bloemen uit het veld onzer letteren aan de onderzoeklievende geest der Duitsers, of aan hun zo vaak moedige vlucht in het rijk der verbeelding, te danken; doch moeten wij daarom de gedurig afwisselende en buitensporige stelsels hunner wijsgeren als godspraken, hun mystieke romans en gedichten als voorbeelden van goede smaak, of hun overdreven bewondering voor de kunst en zeden der middeleeuwen als richtsnoer voor ons gevoel aannemen?’ Nu was in het Duitsland van 1820 de romantiek over haar hoogtepunt heen, maar haar invloed bepaalde nog in belangrijke mate het geestelijke en culturele leven. Die invloed onderging ook Thorbecke.
Na een verblijf van een halfjaar in Göttingen, waar hij zich grondig verdiept in de organisatie van de universiteitsbibliotheek, reist hij naar Dresden. Onderweg in Giessen maakt hij kennis met de hoogleraren Wilbrand en Ritgen en hun echtgenoten, een ontmoeting die een overweldigende indruk op hem maakt. Wat er zich in Giessen heeft afgespeeld, wordt niet