E. De verklaring van Willem Bilderdijk
In het Gemeentearchief te Leiden is een handgeschreven briefje aanwezig van Willem Bilderdijk, d.d. 1 september 1777; een verklaring over het ontvangen van de gouden eerpenning (voor De waere Liefde tot het Vaderland, zie p. 95.). Deze verklaring kreeg in de catalougus van het Gemeentearchief de volgende titel: Bevestiging v.d. ontvangst van de gouden eerepenning van het Tael- en Dichtl. Genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’. Amsterdam, den 1. van Herfstmaend 1777. (signatuur: 76159 p., zie ook p. 87.). Deze verklaring, waarop geen adressaat staat vermeld, zal door Bilderdijk waarschijnlijk aan de bestuurders van het genootschap zijn overhandigd.
Ik geef hier dit briefje, mede als aanvulling op: J. Bosch, Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling. Aanvullende uitgave. Eerste deel: 1772-1794. Wageningen, 1955. Diss. Amsterdam. Hierin worden alle brieven van Bilderdijk voor de periode van 1772 tot 1794 vermeld. De bovengenoemde verklaring is daar niet bij, maar hoort daar mogelijk wel thuis (tussen de nrs. 6 en 7 op p. 18.)
De verklaring luidt als volgt:
Ik ondergeteekende bekenne uit handen van den Eersten Secretaris van het Tael- en dichtlievend Genootschap, onder de Spreuk: Kunst wordt door arbeid verkreegen; binnen de stad Leyden gevestigd, ontvangen te hebben de aen mij en op den 8en van Bloeimaend 1777 door hetzelve Genootschap toegeweezen gouden Eerpenning. En beloove bij deezen het dichtstuk waarvoor mij dien Penning geschonken wordt in volkomen eigendom van het Genootschap te zullen laeten, en hetzelve nimmermeer te zullen laten drukken, ook daervan in 't geheel geen gebruik te maeken, noch hetzelve aen iemand buiten de vergadering van het Genootschap te zullen laeten leezen voor dat hetzelve door het Genootschap zal zijn uitgegeeven, alles ingevolge van de Wetten van het Genootschap waeraen ik mij volkomen onderwerpe.
Actum in Amsteldam den 1. van herfstmaend 1777
Willem Bilderdijk