beetje overgegaan, en haastig was hij terug naar zijn werk gekeerd.
Maar geen twee uur later, kwam hij terug. Op een draagbaar dezen keer en gedragen door vier zwarten. Hij kermde van de pijn.
Dadelijk werd hij te bed gelegd en de dokter er bij geroepen, die een vergevorderde blindedarm-ontsteking vaststelde. Aan een operatie kon hij niet meer denken. Bij de 40 graden koorts had hij.
Onze directeur is er toen bijgehaald, heeft zijn biecht gehoord en hem berecht.
Ik ben naast hem blijven bidden...
Hij streed toch zoo geweldig, verzette zich en riep maar ring-aan-een, met opeengeklemde tanden: neeje-neeje-neeje, neeje-neeje-neeje, met af en toe daartusschen, in een zucht: Mitteke en Rikske...’
Het nonneke zweeg, ontroerd rondkijkend.
Zakdoeken kwamen uit de tasschen, werden aan het gezicht gebracht en een zacht snikken rilde er los...
Ook Monne kon zich niet houden, lei de hand vóór de oogen.
‘Maar hij is kristelijk gestorven,’ ging het nonneke troostend verder. ‘Toen hij begreep dat het niet hielp, kwam er een zacht berustende glans over zijn wezen en hij zei: als 't niet anders kan... God, help hen!...’
Niemand zei wat. De vrouwen snikten alle drie stil voort.
Maar het meest van hen, moederke Van Millen...
Het krampte zoo geweldig in haar...
‘Neeje-neeje-neeje,’ had hij gezegd, ‘neeje-neeje!...’
Het nonneke glimlachte pijnlijk-verlegen.
Op de tafel grijnsde het negertje, en buiten in den tuin tjilpten er musschen...