gint te vertellen... Alsof het juist van gisteren is, hervoelt ze weer al de heerlijke gewaarwordingen van toen...
Heur hart wordt omzet met bloemen en de witklankige lente daarbuiten, doorwimpeld van zoetreukige winden, is tien keeren zoo schoon, vol licht en blijde kleuren en zingende vogelen, een paradijs. Ze is opgewekt als een bieken, de lach gaat niet meer uit heur oogen weg, noch het lied van heur lippen.
Wat was het leven toen schoon en goed, een geestelijk genot! Het werk licht lijk een spel en al de menschen om heur heen gelukkig en vergenoegd alsof 't nu alle dagen hoogtij was!
Dat had de liefde gedaan!
Ze had vroeger van de liefde gelezen in heur getijdenboek, ze had ervan gezongen op clavecimbel en harp, maar voor heur gemoed was het altijd iets vreemds gebleven.
Maar hij had toen de poorten opengedaan!
Door hem was de wereld eens zoo ruim geworden en begeerenswaard, en heur hert doorhuiverd van geluk. Het liep over van geluk. 't Zong en kweelde in heur en ze voelde aldoor een warm, lichtend vuur door heur lichaam loopen, zoodat ze soms meende te stralen en 't licht lijk een krans rond heur hoofd voelde cirkelen!
't Was allemaal door hem gekomen!
Daaraan te kunnen terugpeinzen maar, Heere! 't heft heur op van zoetigheid!
Maar Christien heur gedachten blijven niet staan en wandelen algauw verder.