of over Tegnér. Net zulke lui als zij.... 'n beetje vroeger geboren alleen.
We lazen leeslessen. Daar kwam van alles bij te pas. Ingenieurs. Nou, wat zou dat? Een ingenieur was óók begonnen als schooljongen. Rijke lui. Met knechten. Natuurlijk, ze namen later óók knechten. Kon toch best? - Dames, die weldaden deden. Waren de meisjes óók van plan.
Gedichten. Wel, deze en gene zou er eens ernstig over denken.
Ik hoorde ze er niet dikwijls over praten. Maar ze hadden het allen: hun machtsgevoel. Het straalde uit hun ogen; je kon het aan ze zien, als ze op straat aan kwamen lopen, 'n beetje kalmer dan de kinderen uit de andere klassen.
Ze hadden wèl hun zwakke punten. Ze konden met taalfouten of zo wel eens een mal figuur slaan; en dàn duwde ik ze een weinig. Maar wat gaf het? Een andere keer ging het weer eens goed, en dan waren ze dubbel verwaand.
Zeg niet, dat ik ze meer eerbied had moeten leren. Voor wie? Hoe onbereikbaarder ik alle hoogheid ze voorstelde, hoe meer ze overtuigd raakten, dat dit juist iets voor hèn zou zijn.
Ach, ik, wijze meester, wijs mens van ondervinding, ik was de énige bescheidene in m'n klas. Een goedige vent, zullen ze gedacht hebben; alleen, zeker een beetje ongelukkig geweest in 't leven.
En toen de tijd begon te naderen, dat ze van school af moesten, probeerde ik met ze te praten, over de toekomst. Gaf raad; sprak met de ouders.
Maar dit alles betrof slechts uiterlijkheden. M'n hoogheden spraken bescheiden; lieten zich raden; lieten zich stoppen. Gingen voorlópig dit doen, voorlópig dat. En toen ze weggingen, van school af, toen droegen ze hun koppen rechtop en hadden ieder hun eigen toekomstdroom.
En ik bleef achter in school. Kreeg vreemde, kleine kinderen weer. Akelige, bange, domme slaafjes. En telkens moest ik weer denken aan m'n weggegane klas.
En, zonderling, nietwaar? Toen ze wèg waren, toen begon hun krankzinnige trots ook mij aan te steken. Ze kònden toch wel gelijk hebben. Als ik m'n ogen dichtdeed, dan zàg ik ze. Koningsblikken hadden ze. Vooruit maar jongens; vooruit, meisjes! Jullie zijn wat. Ik