| |
| |
| |
Februarie. Donderdagavond.
Ziezo, onze school heeft weer een bovenmeester. Met Kraak z'n glorie is het gedaan, en op slot van rekening nog onverwachts. Wel hadden we in de krant gelezen, dat Woensdag de Raad een zekere meneer Reinier benoemd had tot hoofd van onze school, en daar hebben we het verleden week nog over gehad: 't was iemand van buiten, niemand van ons kende hem of had ooit van hem gehoord. Koning had gezegd: ‘Enfin, 't zal nog wel een maandje duren eer-ie d'r is,’ en daar waren we 't allemaal mee eens geweest. Maar nu Maandag was de inspekteur, Kolk, op school gekomen, en had Kraak het grote nieuws verteld, precies 1 Februarie kwam meneer Reinier in funktie. En toen Kraak had gezegd: ‘Da's gauw,’ had meneer Kolk geantwoord: ‘Nou-nou, meneer Kraak, hier de school is al rijkelik-lang zonder hoofd geweest,’ of zo iets. Stom gezegde van 'em, tegenover iemand als Kraak, want die had dadelik zogenaamd-onnozel (dan moet je Kraak kennen, hoe-ie dat doen kan) gezegd: ‘O, pardon, maar ik meende dat ik hier die tijd het hoofd was geweest.’ En toen moet meneer Kolk nog z'n onhandigheid niet hebben ingezien, tenminste het gesprek is zó gelopen, dat Kraak 'm op de man af heeft gevraagd, of er bij de autoriteiten soms de mening zat, dat het 't laatste half jaar hier op school niet helemaal in orde was geweest, en toen is de inspekteur dan geretireerd: gunst nee, er was niet de minste aanmerking op de school, de laatste tijd net zo min als vroeger....
't Verslag van dat gesprek kregen we Maandagmiddag van Kraak, toen we vóór 't aanlopen even met elkaar in 't kamertje
| |
| |
stonden. Toevallig was Zaalberg de gymnastieker er bij; die heeft, doordat-ie als vakonderwijzer de verhoudingen in ons wereldje niet helemaal aanvoelt, nog van die primitieve denkbeelden, en zei met werkelike verontwaardiging: ‘Nou, maar ik moet je dan toch zeggen, het is een schandaal zoals ze jou hier passeren, Kraak; jij hebt hier al die maanden als tijdelik hoofd, laten we zeggen: op proef, goed voldaan, ze hadden jou horen te nemen.’
We hebben mekaar eens aangekeken; Kraak heeft gegrinnikt, Koning heeft gezucht, v.d. Lee gelachen, en juffrouw Veldman heeft gezegd: ‘Zaalberg, hou-je toch niet zo onnozel.’
Onder 't inlopen is Zaalberg met mij mee-gestapt, en ik heb gemeend, 'em de situatie te moeten verduideliken, door hem te vertellen, dat Kraak niet eens gesolliciteerd had, omdat zulke benoemingen héél anders gingen: een soort vergelijkend examen voor een stuk of tien betrekkingen.... Onbegonnen werk om Zaalberg daar enig begrip van te geven: hij bleef midden op de trap staan, greep mij bij 'n lapel van m'n jas, en zei plechtig: ‘Ik zal je eens wat zeggen. Als ze mij zo behandelden als Kraak, dan liet ik het er niet bij, ik zocht het hogerop, ik zocht mijn rècht. Iemand maanden lang op proef houden....’
‘Ja maar hij wàs niet op proef, hij was toevallig als oudste de waarnemer....’
‘Onzin, Staal, geloof mij nou: ze hebben 'm gepasseerd, en jullie met jullie Bond laten zulke dingen maar gaan, zulke toestanden. Ik ben máár onder-officier geweest, maar ik moet je zeggen: bij ons was een andere geest hoor....’
Het was komiek, zo verontwaardigd als-ie bleef; toen we boven op de gang voor mijn lokaal stonden, heeft hij maar onwillig de beknopte opheldering aangehoord die ik hem gaf, hoe zo'n sollicitatie en zo'n benoeming in z'n werk ging, en m'n enige resultaat was, dat hij zei: ‘Is er op Kraak z'n dienst wat aan te merken geweest? Neen! Nou dan is-ie gemeen behandeld, afgelopen.’
| |
| |
Ach, natuurlik is Zaalberg mis met zijn hele kijk op het geval; maar overigens, als ik nu eens alleen naar onze school kijk, zonder me verder te bekommeren om konsekwenties en regelingen in het algemeen, dan vraag ik me wel af: waarom zou onze school niet door hebben kunnen gaan zoals zij 't laatste jaar is gegaan, met Kraak als bovenmeester?
Van ochtend dan was meneer Reinier in 't kamertje present. Kraak stelde hem telkens aan de binnenkomende voor, en er was een gesprek over koetjes en kalfjes. ‘Da's voor u zeker ook 'n onverwachte verhuizing geweest,’ zei mevrouw Troost. ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘ik kan niet zeggen dat het een prettig begin is. 'k Heb nog geprobeerd, of het niet tegen 1 Maart kon, maar nee hoor, vandaag moest ik er zijn, en nou zit m'n hele huishouden nog buiten; ik heb hier gelukkig 'n zwager, waar ik zolang bij in huis kan. En nou maar gauw 'n woning zien te vinden, en dan krijg ik die hele rompslomp van verhuizen....’
‘'k Heb al tegen 'em gezegd,’ zei Kraak vrolik, ‘als dat maar niet mis loopt, zo'n jonggezellen-leventje hier in de stad....’
We lachten allemaal hartelik, Reinier ook. Ik weet niet, wat er aan hem was, maar het gesprek liep veel vlotter en natuurliker dan ik me voorgesteld had bij de intrede van zo'n ‘nieuwe chef.’
Toen v.d. Lee binnenkwam, en ook aan Reinier was voorgesteld, zei Kraak: ‘En hiermee is het stel kompleet. Behalve Zaalberg, de gymnastieker, die komt vanmiddag pas.’
‘Nou,’ zei Reinier, ‘laat ik dan even de hoop mogen uitspreken, dat we 't hier aan school zullen krijgen.... net zoals ik dat gisteravond al tegen meneer Kraak zei, dat, enfin, de dames en heren begrijpen me wel, ik hou niet van officiële redevoeringen. Ik wil alleen even zeggen, dat ik zo'n idee heb, dat het best zal gaan....’
Wij voelden ons allemaal blijkbaar 'n beetje verlegen bij deze sympathieke stumperigheid, en zwegen. Reinier keek,
| |
| |
werkelik ietwat hulpeloos, Kraak aan. En die zei: ‘Nou, meneer Reinier, het zal hier best los lopen, daar ben ik niet bang voor....’ Ik dacht werkelik een ogenblik, dat Kraak serieus zou gaan speechen, en op de gezichten van de anderen zag ik dezelfde gedachte, maar Kraak maakte er ineens wat anders van: ‘Behalve met de dames, dat zijn 'n paar kwaje, daar heb ik tenminste....’
Juffrouw Veldman en Mevrouw Troost deden heftig, wij lachten, en onze nieuwe chef zei dat-ie óók getrouwd was, en dus de zwakke sekse kende.... Kraak vluchtte zogenaamd weg voor de woedende dames - en even later bemerkten wij uit het binnenstromen van de jeugd, dat-ie de buitendeur had open gezet. Wij stapten naar onze klassen, en Reinier ging bij de deur met Kraak staan praten.
‘We hadden het wel beroerder kunnen treffen,’ zei ik tegen Koning.
‘Geloof ik ook,’ sprak die.
Tegen tien uur deed Kraak de tussen-deur open, zei: ‘Wil je even 'n oogje houden, de inspekteur zit beneden bij Reinier, en liet vragen of ik ook even komen wou.’ Ik knikte, en hij verdween al.
Eigenlik kwam het me wel slecht uit, ik was net bezig met het dikteren van ‘grote getallen’ op het bord; ik ging even in Kraak z'n klas kijken; die zat zoet te lezen, dus ik kon nog wel doorgaan met m'n eigen werk.
Dat deed ik dan ook - maar het was toch niet meer dàt. Onwillekeurig lette ik op, of er door de openstaande deur geen verdachte geluiden uit Kraaks klas kwamen; en jawel, zo langzamerhand kwàmen ze: een gesmoorde lach, het begin van een kreet, voetengeschuifel, een stomp op een bank....
Ik ging in de deuropening staan; Kraak z'n klas zat weer rustig, maar verscheidene kinderen, in plaats van te lezen, keken mij aan. Ik bleef daar staan, tussen de twee klassen
| |
| |
in, en dikteerde voor mijn eigen klas grote getallen, en hield de andere klas in bedwang door ernstige blikken.
't Ging; maar af en toe keek ik op m'n horloge, hoe lang Kraak al weg was. Want mijn eigen klas was ook niet meer zo goed aandachtig als daareven; en uit Kraak z'n klas zaten steeds meer kinderen naar mij te loeren in plaats van in hun boekje te kijken.
En wel wenkte ik telkens zwijgend van kijk-toch-in-je-boek, en dat hielp dan wel even, maar het feit was duidelik: lezen deed die hele klas niet meer, en zodra ik me van de deuropening zou verwijderen, zouden er weer ongerechtigheden komen.
Het is afschuwelik, op die manier tussen twee klassen te staan als oppasser, en anders niet. Want dat ‘doorgaan’ met mijn eigen klas was ook maar schijn: de kinderen voelden aan mijn hele manier van dikteren, dat ik half afwezig was.
Al óver 't kwartier was Kraak weg; 't scheen een soort gewichtige konferentie daar beneden te zijn....
Ik besloot, alle schijn van onderwijzen maar op te geven, en maar radikaal te laten zien, dat ik alleen op 't ordelikblijven stond te letten:
‘Krijgen jullie je leesboekjes, en ga óók maar stil zitten lezen,’ zei ik tegen m'n eigen klas. Ze gehoorzaamden gretig.
En toen werd het merkwaardig stil, in allebei de klassen. Want ze wisten het: nu moesten ze op hun hoede zijn.
Net met het gaan van de bel voor 't speelkwartier kwam Kraak binnen.
‘Gewichtige konferentie gehad?’ vroeg ik lachend.
‘O man, de wereld is toch zo'n poppenkast. Nou hebben we toch vanochtend als gewone mensen mekaar ontmoet, trouwens ik heb Reinier gisteravond bij me gehad, en ik had al begrepen, dat-ie 'n geschikte kerel was.
Maar nou komt daar zo'n vreemde meneer de Inspekteur met een gewichtig gezicht, en die haalt mij uit m'n klas, en die gaat plechtig Reinier introduceren bij mij als oudste van
| |
| |
't personeel, en doet een beroep, ja waarachtig Staal, dat deed-ie, met 'n stalen snuit, een beroep op eendrachtig samenwerken en weet ik wat.
‘Och meneer,’ zeg ik, ‘hier onze nieuwe chef heeft van ochtend al kennis gemaakt met ons, en wij met hem, we vinden de weg wel....’
Doet me de vent net, of-ie me niet hoort, en zegt droogweg tegen Reinier: ‘Ik hoop dan over 'n week of wat uw bevindingen over hier de school te komen vernemen.’
Nou toen ben ik giftig geworden, en heb 'em gevraagd wat-ie toch tegen ons hàd, wat voor vreselikheden hij toch wel wist van hier de school. Maar natuurlik, daar krijg je geen antwoord op. Ondertussen probeert-ie zo'n Reinier op te stoken en wantrouwig te maken.’
Met nijdige bewegingen trok-ie z'n jas aan, en wees z'n klas, dat ze de gang op moesten, en stapte toen zelf ook weg; hij hoorde niet eens dat ik hem vroeg hoe 't nou eigenlik afgelopen was.
Toen ik vanmiddag 't kamertje binnenkwam, waren de anderen er al allemaal, en er was 'n beetje opgewonden stemming: ze hadden het over het bezoek van Kolk. Kraak bleek nog erg uit z'n humeur, en Koning was ook z'n gemoedelikheid kwijt: ‘We moesten officiëel een schoolvergadering houden, en dan een motie tegen de inspekteur aannemen; zeggen dat de vent blijkbaar de verhoudingen hier wil bederven, dat-ie ongemotiveerd wantrouwen tegen het personeel heeft, enfin, we moeten 'em een motie op z'n dak sturen.’ Reinier stond glimlachend aan z'n sigaar te zuigen en zweeg; maar Mevrouw Troost vroeg 'em plotseling op de man af: ‘Wat zegt u nou van zo iets, meneer Reinier?’ En meteen stoof Kraak weer op: ‘Neem me niet kwalik, Reinier, maar jij moet het toch ook in de gaten hebben gekregen: het is hier natuurlik volgens Kolk een verwaarloosde, vrijgevochten bende, en nou moet jij weer orde op hier de zaken komen stellen.
| |
| |
Was dat nou ook niet jouw indruk van dat hele gesprek?’
‘Hm,’ zei Reinier, en hij trok weer 'es aan zijn sigaar; maar 't was te duidelik, zoals wij allen in afwachting waren, en toen sprak-ie toch maar: ‘Och, of het dat nou allemaal betekende, weet ik nog niet, maar het léék er toch veel te veel op, ik kan me begrijpen dat Kraak kwaad werd. Maar nou moet je 'es luisteren, het blijft onder ons natuurlik, toen Kraak weg was, heb ik nog een aparte speech genoten ook: dat er vroeger onder meneer van Arem hier nooit moeilikheden of zo waren geweest, en dat-ie hoopte, dat ik diens voorbeeld zou weten te volgen....’
‘Nou breekt m'n klomp,’ riep Koning lachend, ‘dus de slimmerd geeft voor sekuriteit.... naar twee kanten een pil in! Kostelik is-ie.’ Allemaal lachten we mee; alleen Kraak zei nog: ‘Maar we hebben meneer z'n pillen niet nodig.’
‘Juist,’ sprak Reinier, plotseling ernstig, ‘we hebben niemand nodig, we doppen onze boontjes onder mekaar; als we zó verstandig maar zijn.’
‘'k Zou nou de deur maar openzetten, want het is al méér dan tijd,’ zei Kraak.
Zaalberg liep met me mee de trap op.
‘Geschikte vent geloof ik,’ zei hij, ‘maar had je Kráák in de gaten? Die heeft toch lelik de smoor in, dat merk je aan alles. Trouwens, ik geef 'em gelijk, hoor: die Reinders....’
‘Reinier,’ verbeterde ik.
‘Reinier dan, kan d'r natuurlik niets aan doen, maar ze hebben Kraak op 'n gemene manier gepasseerd.’
Merkwaardig, die Zaalberg. Leeft midden tussen ons in, en snapt toch nog zo weinig van de verhoudingen....
|
|