ogen die donkerbruine, of die éne die wat hoger opgegaan was of in onze fantasie beslist méér suiker op had dan de andere, speculaties die toch altijd verstoord werden door Ma's kordate handen als ze de tartepomme zonder aanzien des persoons toewees.
Met voorzichtige tanden werd dan deze tractatie van Sinteberb genoten. Wat een feest voor enkele centen in een gezin, waar de traditie in ere bleef!
* * *
En dan werden we de deur uitgebessemd naar het Plechtige Lof in Sintervaaskerk. Hier is die dag hoogtij voor de broederschap van Sinteberb. De deftigste broederschap van de stad. Kwatongen zeiden wel, de broederschap van de liberalen en vrijmetselaars, die niet meer naar de kerk gingen maar wijselijk de patrones van een zalige dood toch in ere hielden. Deftig was het in ieder geval wel als de heren ‘in rok met witte das en witte handschoenen’, zoals het op de convocaties stond, plechtig processie hielden door het mystieke winterse kerkgebouw, waar de feestelijke verlichting de schemering onder de hoge gewelven niet kon wegnemen. Wij keken er onze kinderogen op uit, want daar liep de burgemeester bij, en de gouverneur van de provincie, heren met donkere modieuse baard of met sneeuwwitte kolonelssnor, met gouden pince-nez, en enkelen met decoraties op de borst. En de meneer, die helemaal alleen achter het Allerheiligste loopt, in allerdeftigste eenzaamheid, dat is de voor dit jaar gekozen president. Hij betaalt deze hoge eer door de champagne voor zijn rekening te nemen bij het grandioze broederschapsdiner, dat na het lof in de Levrier een aanvang nam, voor welk diner Loontjes, die ook de rouw ophing en de heiligenhuisjes bouwde, ieder jaar