| |
| |
| |
Blackout
Een groepje ‘blauwe bloesjeskinderen’ staat in de schaduw onder de grote manjeboom op het school erf. De school is al lang uit en eigenlijk hebben ze haast om naar huis te gaan. Maar er is zoveel te praten. Vandaag is er van alles gebeurd op school. Er zijn problemen met de bond van de leerkrachten en er dreigen acties. Hun so's komen in gevaar als er gestaakt gaat worden. Ze moeten er niet aan denken dat er weer zoveel lestijd verloren gaat als in het vorig kwartaal. Ze hebben nu geen begrip meer voor de leerkrachten. De meeste leraren lopen blindelings achter hun bondsvoorzitter aan en die kijkt echt niet naar het belang van de leerlingen. De kinderen zijn groot en slim genoeg om te begrijpen dat verloren lestijd niet meer ingehaald kan worden.
Dat zal alleen lukken als alle leerkrachten en leerlingen eindeloze extra middagen en zaterdagen op school zouden zitten.
‘Nou, zien jullie dat gebeuren?’ vraagt een lange jongen somber aan het groepje dat om hem heen staat. Nee, eerlijk gezegd zien de andere kinderen dat ook niet. Een van de meisjes neemt nu het woord. Alle anderen zijn het met haar eens als ze zegt dat haar ouders het vreselijk zullen vinden als het hele schooljaar verloren gaat. Nog een extra jaar schoolgeld en schoolkosten betalen, daar zitten ouders niet op te wachten. ‘Wat kunnen wij er zelf aan doen?’ vraagt ze zich af. De meeste kinderen kijken verrast op. ‘Wat kunnen wij er zelf aan doen?’ Dat is een goede, praktische vraag, ja. Waarom zouden ze inderdaad niet zelf iets verzinnen? Omdat ze honger hebben en echt naar huis moeten komt het er niet van om een plan uit te werken, maar ze nemen wel een besluit. De lange jongen, Jerry en het meisje Gabriëlla zullen vanmiddag om zes uur met nog drie anderen hier onder de boom op het school erf bij elkaar komen om een plan te maken.
Nu gaan ze gauw naar huis, in kleine groepjes, elk een andere richting uit. ‘Tot vanmiddag, hoor,’ roepen Jerry en Gabriëlla nog.
| |
| |
Gabriëlla is de enige die richting centrum moet en ze begint vlug te lopen. Als ze om zes uur al weer terug moet zijn, mag ze wel opschieten, want voor ze weer van huis gaat moet ze gekookt hebben.
Dat is thuis haar vaste taak. Haar moeder en broers werken tot vijf uur en als ze tegen zessen van het werk komen hebben ze honger.
Terwijl ze groente wast en vis schoon maakt denkt Gabriëlla na over een praktisch plan. Hoe kunnen ze met hun klas voorkomen dat ze achter raken met de leerstof als er gestaakt wordt?
Om zes uur zijn ze met zijn vijven op de school. De zon staat al aardig laag. Overal is schaduw, dus ze hoeven niet te blijven staan onder de manjeboom. Ze kunnen er gemakkelijk bij gaan zitten op de banken, die verspreid over het erf zijn neergezet.
Veel tijd hebben ze niet. Straks wordt het donker.
Het plan is gauw gemaakt. Gewoon elke dag zo lang er niet gestaakt wordt een halfuurtje nablijven op de school en gezamenlijk door de stof werken. Dan krijgen ze het ritme te pakken en raken ze gewend aan samenwerken. Als er dan echt een staking uitbreekt is het makkelijk om samen te komen op de gewone schooluren.
Ze zijn het vlug eens. ‘Alleen,’ merkt Gabriëlla op, ‘waar komen we bij elkaar als de school sluit?’ ‘Ja’, beaamt Jerry, ‘dan hebben we geen plek.’ Dat is een probleem, vinden ze alle vijf. Niemand zal hun toelaten in de school tijdens een staking. Die dyugudyugu over het sluiten van de poort en van de lokalen kennen ze al. Maar een andere plek? Niemand woont dicht genoeg bij school en heeft een huis dat groot genoeg is om met de hele klas te werken. Ze zijn druk bezig alle ideeën en mogelijkheden na te gaan, als plotseling het licht uitvalt. Ze schrikken en zitten een ogenblik doodstil, in gespannen verwachting dat het licht wel weer aangaat. Maar dat gebeurt niet. Nee, het blijft donker en als ze de straat in kijken zien ze dat het overal donker is. Niet alleen op school is het licht uitgevallen, het is een totale black out.
Nu herinneren ze zich ook dat er iets bekend is gemaakt over een stroomonderbreking. Niet erg handig om toch die afspraak om zes uur te maken, vlak voor donker. ‘Laten we maar gauw naar huis gaan’ zegt Gabriëlla. Dat vinden de andere meisjes ook, niemand wil graag alleen
| |
| |
in het donker over straat, morgen zullen ze het plan verder afmaken. De andere vier kinderen wonen niet zo heel ver van elkaar, alle vier richting noord. Zij kunnen het grootste deel van de weg samen gaan. Alleen Gabriëlla moet de andere kant uit. ‘Zal ik met je meelopen?’ vraagt Jerry haar, ‘over tien minuten is het echt stikdonker, hoor’. Ja, dat weet ze wel, maar ze kan toch Jerry niet helemaal mee laten lopen naar het centrum? Hoe moet hij dan weer terug naar noord? Nee, ze zal wel vlug lopen en op de hoofdweg blijven, niet in kleine straatjes boren. Het is eigenlijk gewoon de Anton Drachtenweg aflopen, toch? ‘Tot morgen,’ roepen ze elkaar toe.
Dan staat Gabriëlla alleen in het donker op de hoek. Ze begint te lopen. Wat is het donker. Geen lichtje te zien. Alle lantaarns zijn uit, in geen enkel huis is een lamp aan, geen reclamebord licht op. Ze stapt flink door, ze kent deze weg goed. Dit stuk is stil en eenzaam. Straks moet ze nog langs dat grote sombere erf van dat enge ‘spookhuis’, met die grote honden, maar daarna zijn er veel meer huizen die veel dichter bij elkaar staan. Ze is niet ver meer van het zogenaamde spookhuis als er haar een auto achterop komt. Eerst passeert hij gewoon, maar dan ziet ze de rode remlichten aangaan. De auto staat heel even stil en rijdt dan achteruit, tot hij naast haar is. Eén van de zwarte ruiten gaat naar beneden en ze hoort een stem: ‘Hé meisje, kom dan krijg je een lift.’ Gabrielle geeft geen antwoord en kijkt recht voor zich uit, terwijl ze gewoon doorloopt. De auto rijdt langzaam naast haar mee. Ze gaat iets harder lopen als ze hoort: ‘Kom dan, stap in, dan breng ik je thuis.’ Weer geeft ze geen antwoord en blijft ze strak voor zich uitkijken.
Ze wordt nu wel een beetje bang. Natuurlijk helpt het niets als ze harder gaat lopen, een auto kan ze echt niet voor blijven. En net nu je er een nodig hebt is er geen pro-wagen op de weg, helemaal geen enkele andere auto te bekennen. Ze krijgt het zweet in haar handen, de auto blijft naast haar rijden, met het raam open, maar ze kan niet zien wie er in zit. Het hart klopt haar in de keel, nu moet ze langs dat enge erf. Ze kijkt schuin opzij en tot haar grote schrik ziet ze dat de poort van het erf openstaat. Het liefst zou ze oversteken, maar dat kan niet vanwege die auto, die haar blijft volgen.
| |
| |
Met knikkende knieën loopt ze door, terwijl de stem uit de auto haar weer vraagt om in te stappen, maar dat is het laatste wat ze wil.
Ze is de poort van dat enge erf al voor de helft gepasseerd als er plotseling een zwarte schaduw laag over de grond op de auto afschiet. Gabriëlla's hart slaat een slag over van schrik en bijna had ze het uitgegild. Maar dan ziet ze dat de bestuurder van de auto ook geschrokken is, want hij geeft vol gas en weg is hij! Met open mond kijkt ze. Lafaard, denkt ze, was ik daar nou bang voor? Terwijl ze hem nakijkt en probeert te bekomen van de schrik voelt ze iets trekken aan haar tas. Ze grijpt hem direct met beide handen vast en rukt hem van haar schouder om er een flinke klap mee uit te delen. Ze is niet snel genoeg, de tas wordt uit haar handen gerukt en ze hoort een zacht gegrom. Het is nu zo donker dat ze de grote zwarte hond eerst niet kan onderscheiden, maar dan ziet ze zijn witte tanden blikkeren als hij haar de tas toesteekt.
| |
| |
Voorzichtig pakt ze het hengsel en wil de tas uit zijn bek nemen, maar hij laat niet los. De hond begint te lopen, hij wil het erf op en trekt haar mee. Gabriëlla kan niet anders dan meelopen, ze wil haar tas niet kwijt.
Aarzelend volgt ze de hond verder het erf op. Het is er stikdonker, maar als de hond een zijpad inslaat, ziet ze het licht van een kokolampu.
Daar zit iemand. Verschrikt staat ze stil. Ze wil weg, terug naar de straat en doet een stap achteruit. Meteen voelt ze iets tegen haar knieholten. Ze hoort weer het zachte gegrom. Ze wordt vooruit geduwd. Tegen wil en dank loopt ze maar door in de richting van het lichtje. Ze wordt begeleid door twee honden. Ze stapt de lichtcirkel binnen en dan ziet ze wie daar zit. Het is een heel oude man met spierwit haar en een warrige witte baard. ‘Zo,’ zegt hij tegen de honden, ‘wat hebben jullie gebracht?’ Gabrielle voelt nog een ruk aan haar tas en een duw in haar knieholte. Ze begrijpt dat ze naar voren moet komen. Ze doet aarzelend een stap en groet beleefd, maar met een bevende stem. De oude man geeft antwoord. ‘Je hoeft niet bang te zijn, niet voor mij en niet voor de honden. Wij doen niks. Wie ben jij en hoe kom je hier?’ Gabriëlla stelt zichzelf voor en vertelt dat ze op weg is naar huis. Ze beeft nog steeds van angst en schrik. ‘Hoe ga je dan naar huis, hoe dan? Lopend? Ik dacht dat ik een auto hoorde.’ ‘Ja meneer, dat klopt, maar dat was niet mijn auto.’ Ze legt zenuwachtig uit wat er aan de hand was en dat ze eigenlijk gered is door de hond. Het blijkt dat de honden erop getraind zijn om de oude man te beschermen, ze weten precies wie ‘goed volk’ is. Kennelijk was de persoon in de auto geen goed volk, daarom hebben ze hem weggejaagd. En Gabriëlla in bescherming genomen, samen met hun baas. Ze is dankbaar, maar nu wil ze naar huis, geeft Gabriëlla te kennen. ‘Nou, zegt de oude man, ga eerst maar eens even zitten en probeer tot rust te komen.’ Je kunt zo bibberend niet weer de straat op, hoor.’ Dat doet Gabriëlla maar even en ze voelt dat het beven langzaam minder wordt.
De oude man moppert in zichzelf dat het een schande is dat zo'n jong meisje tijdens een black out alleen op straat is. Was er niemand om haar te vergezellen? Gabriëlla moet Jerry wel verdedigen en vertelt dat zijzelf gezegd heeft dat ze wel alleen kon.
| |
| |
Ze vraagt hoe de oude man heet. Hij zegt dat ze hem Maître kan noemen en hij wil graag weten wat ze eigenlijk in het donker op straat deed. Kan ze dat vertellen? Gabriëlla vertelt over de bijeenkomst op de school en dat hun groepje overvallen werd door die black out, terwijl ze een plan maakten voor als er een onderwijsstaking komt. ‘O is het weer zover?’ verzucht Maître. Hij vindt het een goed plan dat ze hebben uitgewerkt en Gabriëlla en Maître raken in gesprek over het zelfstandig werken dat de kinderen gaan doen. Je kunt merken dat Maître weet waar hij het over heeft en Gabriëlla voelt zich al bijna helemaal op haar gemak bij hem. Ze vertrouwt hem toe dat het enige probleem nog is een plek waar ze kunnen werken met de klas. Daar weet hij wel raad op en nu is het de beurt aan Maître om wat meer over zichzelf te vertellen. Zo hoort Gabriëlla dat hij leerkracht is geweest en daarna inspecteur van onderwijs en nog later schooldirecteur. Omdat hij meester is geweest, wordt hij nog steeds Maître genoemd. Nu is hij al heel lang gepensioneerd. Maar wat denkt ze ervan, is dit geen goede plek om met de klas te werken? Niet te ver van school, veel ruimte op het erf en nog een gepensioneerde leerkracht erbij om vragen aan te stellen.
Gabriëlla is enthousiast! Dat zal ze morgen meteen aan de klas voorstellen! Maar nu moet ze echt naar huis. Ze zullen ongerust worden thuis als ze te lang wegblijft, vooral als ze in het donker alleen op straat is. Gabriëlla rommelt in haar tas, op zoek naar haar cellphone. Eindelijk heeft ze hem, maar als ze wil bellen blijkt dat ze weer eens geen beltegoed heeft. ‘Mag ik niet even bellen naar huis, dat mijn broer me moet komen halen?’ vraagt ze aan Maître. Bellen? Nee, een telefoon, die heeft hij niet, nooit gehad ook. Gabriëlla is stomverbaasd. Hoe kan iemand leven zonder telefoon? Maar Maître vertelt dat hij met een paar oude vrienden en collega's een heel goed communicatiesysteem heeft. Elke dag gaat een persoon bij een ander op bezoek, in een vaste volgorde, zo houden ze elkaar op de hoogte en in de gaten, grapt Maître. ‘Collega's? Gepensioneerde leerkrachten?’ vraagt Gabriëlla. Ja, het zijn leerkrachten in verschillende vakken, biologie, Engels, geschiedenis en nog een paar anderen.
| |
| |
Er is nog steeds black out, maar toch gaat er bij Maître en bij Gabriëlla tegelijk een lichtje branden. Prachtig, vooral voor Maître. Eindelijk weer leven in de brouwerij’, zegt hij in mooi ouderwets Nederlands. ‘En wij zijn geen stakingsbrekers, want we zijn toch al gepensioneerd. Staken, nee, dat vindt hij maar niks. “Een leerkracht met passie stort zich met hart en ziel op zijn klas,” is zijn mening. Hij is er van overtuigd dat zijn vrienden en collega's er ook zo over denken. “En nu naar huis, maar je gaat niet meer alleen in het donker op straat, hoor,” zegt Maître. “Je wordt netjes thuis gebracht door de hond.”
Het is een apart stel dat daar door het centrum van de stad loopt, in het stikdonker, elk aan een kant een tas vasthoudend. Het meisje en de hond. Iedere voorbijganger wordt met een onheilspellend gegrom afgeschrikt om Gabriëlla aan te spreken.
Al gauw zijn ze thuis. “Maaaa,” roept Gabriëlla vanaf de poort. Haar moeder was inderdaad ongerust aan het worden en stond net op het punt om haar te bellen op haar cell. Ze kijkt angstig naar de grote hond die de tas van haar dochter in zijn bek heeft. “Ma,” zegt Gabriëlla, “breng een stuk koek en een bakje water voor hem.” Hij heeft me helemaal thuisgebracht en moet nu de hele weg alleen weer terug.’
De volgende morgen vóór school gaat Gabriëlla even langs bij het ‘spookhuis’. Ze moet weten of de hond de weg in het donker heeft gevonden en veilig thuis is gekomen. Bang is ze niet meer voor dat enge erf, dus vanaf de poort roept ze de honden. Ze gaat met een gerust hart naar school, nadat ze alle twee uit het zijpad heeft zien komen. ‘Tot later, jongens,’ zegt ze, maar eerst heeft ze heel wat met haar klas te bespreken. Hun hele planning is nu af.
|
|