Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria
(1628)–Augustinus van Teylingen– Auteursrechtvrij
[pagina 317]
| |
delijck, dat wy inden dach des oordeels t’uwe rechterhant mogen hooren: Komt gebenedijde. O God die de baniere des levendmakende cruys met ‘tbloet ws eenighs Soons hebt willen heylighmaken: gunt doch, dat de ghene die inde eere des selfs Cruys haer verblijden, oock door uwe beschermenisse over al verblijt moghen wesen. O Godt die uwen Sone om onsen’t wille de galge des Cruys hebt doen aenveerden om de macht des vyants van ons uyt te sluyten: gunt ons uwe dienaren, dat wy de glorie der verrijsenisse mogen verwerven. O Godt die door de passie uws Soons de wereldt remedie hebt verleent: wilt u volck doch met hemelsche gaven vervolghen, op dat wy volkomen vrydom moghen bekomen ende tot het eeuwich leven toenemen. O Heere Iesu Christe des leven | |
[pagina 318]
| |
de Gods Sone, die voor de saligheyt des wereldts de galghe des Cruyce opgheklommen zijt, en u dierbaer bloedt tot verlossinghe onser zielen overvloedelijck hebt uyt gestort, wy bidden u ghenadelijck, dat ghy ons nae onse doot doet blijdelijck binnen komen, binnen de poorten des Hemels: Die leeft ende regneert met Godt den Vader in renigheydt des H. Gheests, van eeuwigheydt tot eeuwigheydt, Amen. Vers. Heere verhoort mijn gebedt. Resp. Ende mijnen roep kome tot u. Vers. Laet ons den Heere ghebenedijden. Resp. Gode zy danck. Vers. Ende de zielen der gheloovige moeten deur Godts bermhertigheydt rusten in vrede. Resp. Amen. |
|