II. Bereydinghe tot de Heylighe Consecratie.
O Godt ontfermt u mijnder, ende voorkomt met uwe gratie de flauwigheyt, blintheydt, ende versteentheyt van mijn ellendich herte.
Ontsteeckt, o Heere, in my het vier uwer liefde, ende doet my, met vierige devotie, dit Goddelijcke mysterie aenschouwen ende vereeren.