| |
[II]
WIE zich nu door deze aanvangsmoeilijkheden niet laat afschrikken en vertrouwt op de duizend heerlijke ideeën die hij in zijn hoofd heeft (o: hij weet wel wat hij met succes zou kunnen uitgeven!), die ga eens na, wat er nog meer dan denkbeelden in het uitgevershoofd behoort aanwezig te zijn.
De goed beslagen uitgever moet letterlijk van alles weten. Met wie heeft hij al niet te maken? Met den papierhandelaar, den binder, den cliché-fabrikant, den illustrator, den zetter, den drukker, den redacteur, den boekverkooper, den colporteur, den advertentie-reiziger. Hij moet al hun bedrijven kennen; in staat zijn hun werkzaamhe- | |
| |
den te beoordeelen en te controleeren; hun procédés begrijpen. Niet alleen uit een oogpunt van prestige, opdat hij in zijn besprekingen en onderhandelingen met deze lieden niet een dwaas figuur sla, maar ook omdat hij, commercieel gesproken, niet van hen afhankelijk mag zijn; een koopman zonder warenkennis op zijn gebied is een absurde figuur.
De uitgever moet dus papier kunnen koopen, en daarbij is een vrij omvangrijke kennis van dit zeer veelsoortige en moeilijk te beoordeelen materiaal onmisbaar. Hij kan het niet stellen buiten een inzicht in de techniek van binden en brocheeren en de daarbij te gebruiken grondstoffen. Hij dient heel goed te weten wat een cliché is; hoe dit zijn oorsprong vindt in een licht-gevoelige metalen plaat waarop men door een fotografisch negatief heen het licht heeft laten vallen, en aan welke eischen deze waarlijk zeer vernuftige uitvinding heeft te voldoen. Zijn kunstzin moet genoeg ontwikkeld zijn, dat hij het werk van den verluchter zijner boeken artistiek en op zijn geschiktheid voor reproductie naar allerlei methoden kan waardeeren. En dan de zetter en de drukker; welk een verwikkelingen en worstelingen heeft hij met die beiden niet te ontwarren en uit te strijden! Een uiterst samengesteld, veelomvattend en
| |
| |
moeilijk te doorgronden bedrijf zijn de moderne zetterij en drukkerij, waarin de techniek tot uitersten van schrandere en verwikkelde vondsten is gegaan, die nog met den dag worden verfijnd en uitgebreid. Het is niet genoeg, dat de uitgever van hoog-, vlak- en diepdruk weet; dat de wegen van licht- en steendruk, van rotogravure en offset hem duidelijk zijn; dat hem bekend is hoe de eene zetmachine, de monotype, losse letters giet, de andere, de linotype, geheele regels; - wil hij zijn zet- en zijn drukwerk tot op het schoonst verzorgd in de wereld zenden, dan helpt er niets aan of hij moet de practijk van het zetten en drukken tot in zekere détails overzien. Komt hij bij den binder al ver met een mondje-vol conversatie over aanleggen, rondzetten, afpersen, bruineeren, nieten en dergelijk jargon; kan hij het bij den cliché fabrikant desnoods een eind brengen met aanwijzingen omtrent zink of koper, lijncliché of autotypie, fijn of grof raster; zal de papierhandelaar hem wel voorthelpen als hij maar geen domheden zegt over formaten, gewichten, qualiteiten, hoeveelheden, - het zetten en het drukken mogen weinig geheimen voor hem hebben, want het wezen van het boek blijft toch in het typographisch gedeelte vervat. De goed onderlegde uitgever zal dan ook gedurende zijn leertijd liefst in al de aan zijn vak verwante bedrijven een
| |
| |
tamelijk langdurig en aandachtig kijkje hebben genomen, maar aan den bok heeft hij, zoo eenigszins mogelijk, zelf gestaan, met een blauwen kiel aan en den zethaak in de hand. En op nog een ander belangrijk gebied van de boekenwereld moet de uitgever, wat hij dan ook van zijn opleidingsprogramma meent te mogen schrappen, onvoorwaardelijk thuis zijn: in den boekhandel. De boekverkooper is zijn intermédiair bij het publiek; diens wenschen, nooden, ervaringen dient hij grondig te kennen. Zonder een periode van practische werkzaamheid in een boekwinkel is hij eigenlijk niet compleet. Desnoods kan hij het wel zonder diepere kennis stellen van het zeer eigenaardige geslacht der colporteurs en advertentiereizigers, welks werkzaamste en productiefste leden vaak het sterkst le défaut de leurs qualités toonen en waarmee een geregelde en bevredigende omgang meestal slechts tactvollen en sterken karakters goed bekomt. Vele uitgevers hebben uit den aard van hun fonds niets met deze lieden te maken; anderen willen niet met hen te maken hebben. De noodzaak der jaren na den oorlog, die tot steeds verder grijpende exploitatie-methoden heeft gedwongen, laat echter dikwijls in deze aangelegenheid de keuze niet vrij.
Sommige uitgaven, namelijk die van journalis- | |
| |
tieken aard, hebben den steun eener advertentie-opbrengst onder alle omstandigheden noodig. Het zal duidelijk zijn, dat deze noodzakelijkheid zich, over de uitgaven van periodieken aard - eenmaal in de drie of twee maanden, maandelijks, veertiendaagsch, wekelijks, twee-, drie- of viermaal per week (er zijn allerlei variëteiten) verschijnend - tot aan het dagblad, met soms drie uitgaven in het etmaal, telkens scherper toespitst. De inkomsten van het dagblad zijn slechts tweeledig: die uit de abonnementen en die uit de advertenties; nergens speelt de laatstgenoemde post zulk een belangrijke rol, want de opbrengst der abonnementen en van den verkoop van losse nummers (in ons land niet van zulke groote beteekenis als elders) is nooit meer dan een gedeeltelijke kostendekking geweest, en daarbij heeft de abonnementsprijs der kranten den laatsten tijd een neiging tot dalen. Doch ook vele andere periodieken kunnen het niet zonder de hulp van annonces stellen; uitgevers die zich op dit gebied eenigszins specialiseeren, hebben dus al dra een vrij omvangrijke advertentie-afdeeling te beheeren, welke haar eigen zorgen en moeilijkheden meebrengt.
Evenzeer, zij het van andere soort, brengt de verhouding tot de redacties beslommeringen mee; hoe hooger het peil van tijdschrift of blad, des te
| |
| |
meer karakter, tact, bekwaamheid en koopmanschap zijn er noodig om evenwicht te bewaren tusschen journalistieke en commercieele aanspraken. Het is begrijpelijk, dat een redactie, welke de idee, belichaamd in het blad of het tijdschrift waarvan zij de journalistieke leiding heeft, in volle vrijheid wil belijden en ontwikkelen, zich een groote mate van onafhankelijkheid wenscht te zien toegekend. Niet minder evenwel ligt het voor de hand dat hij, die de geldmiddelen aan zulk een onderneming verschaft en dus het stoffelijk risico ervan draagt, haar niet alleen als middel tot verspreiding van ideeën, doch ook als een handelsobject ziet, waarmede hij winst verlangt te behalen en dat hij niet onbeperkt aan de inzichten zou kunnen overlaten van een redactie, voor wie de verdediging van een beginsel meer mocht beteekenen dan het verlies van den laatsten abonné. Van schermutselingen tusschen directies en redacties zou veel te verhalen zijn. Sommige gingen in een openlijken, enkele bovendien in een zeer fellen strijd over; de herinnering aan klassieke voorbeelden daarvan leeft in vakkringen en ook bij buitenstaanders nog voort. Wat laatstgenoemden betreft, zoowel onberedeneerde gevoelsoverwegingen als gemis aan redelijk en zedelijk handelsbegrip hebben hen maar al te vaak verleid
| |
| |
hun sympathieën ten opzichte van de strijdende partijen verkeerd te plaatsen.
Gelukt het, voor een periodieke of een dagelijksche uitgave een redactie te vinden, die de positie van alle belanghebbenden goed begrijpt, dan is reeds veel bereikt, en een verstandig uitgever zal er in zulke omstandigheden niet aan denken zich onnoodig in haar zaken te mengen, integendeel toegeven dat zijn medezeggenschap van dat oogenblik tot een minimum behoort te worden beperkt. Zijn de begrippen van het mijn en dijn te dezen opzichte niet geheel zuiver, zooals dat bij zekere zoogenaamd populaire bladen of blaadjes wel het geval is, dan ontstaat soms een verband tusschen redactioneele en advertentie-kolommen, dat streng moet worden afgekeurd. Het is overigens in het algemeen noodig, op het strikt van den redactioneelen inhoud afgescheiden te houden advertentie-gebied ruggegraat te toonen tegenover de dikwijls onbillijke en soms immoreele eischen van zekere adverteerders, die het reclame-gedeelte voor niets te goed achten enzich als minste voorwaarde daarin wenschen te bevoordeelen ten koste van hun concurrenten. Het advertentie gebied heeft een gevaarlijke helling, waarlangs te eerder wordt afgegleden, naarmate de opbrengsten ervan minder kunnen worden gemist.
|
|