[III]
‘Niemand weet natuurlijk waar ik
woon!’ riep de egel en hij
sloeg zichzelf voor zijn voorhoofd. ‘Vandaar dat ik nooit post krijg!’
Hij zat in een hoek van zijn kamer onder de struik en dacht na over
zijn eenzaamheid. Niet dat hij iemand wilde zien, maar hij wilde wel graag eens
iets van iemand horen.
Plotseling wist hij wat hem te doen stond. Hij stak zijn stekels op
en liep naar de berk, niet ver van de struik. Daar kraste hij in de bast, met
een van zijn scherpste stekels:
Brieven voor mij gaarne hier
bezorgen.
Egel
Een klein pijltje wees de plaats aan waar hij zijn post verwachtte:
in het mos onder de berk.
Tevreden liep hij weer naar huis. Maar plotseling bedacht hij dat
sommige briefschrijvers zichzelf graag uitnodigen zonder op een antwoord te
wachten, of zelfs ongevraagd langskomen. En dat is mij te veel, dacht de egel.
Ook al wist hij niet wat precies genoeg voor hem was.
Hij liep terug naar de berk en voegde een voetnoot aan zijn
mededeling toe:
Alleen brieven, niet zelf komen.
En even later, toen hij al bijna thuis was, bedacht hij dat brieven
vaak uitnodigingen bevatten voor verjaardagen en andere feesten. Hij holde
terug naar de berk en schreef een nieuwe voetnoot:
Geen uitnodigingen.
Toen wreef hij zich tevreden in zijn handen, liep terug naar zijn
huis en besloot om de volgende ochtend vroeg te gaan kijken of er al post
was.
Die middag kwam de eekhoorn toevallig langs de berk en las de
mededeling van de egel.