| |
| |
[pagina t.o. III]
[p. t.o. III] | |
TORQUATO TASSO.
Uitgave A.C. Kruseman.
| |
| |
AAN ZIJNE MAJESTEIT
WILLEM III,
koning der nederlanden,
prins van oranje-nassau,
groot-hertog van luxemburg,
enz. enz. enz.
| |
| |
| |
[Voorzang]
1.
Wien wil mijn hart de hulde doen ontfangen
Van 't Lied, bekroond met zooveel lauwerblaân,
Één van die vijf verkoren Heldenzangen
Uit later' tijd, die met geen tijd vergaan,
Die de eeuwen nog doen luistren met verlangen,
Zelfs waar úw naklank ruischt, Meöonsche Zwaan!
Wat Koning neemt, van geestdriftgloed aan 't branden,
Het Lied eens Dichtrenkonings uit mijn handen?
| |
| |
| |
2.
Wel kan mijn Noordsche harp, die ruwer klinkt,
De stem niet dier Toskaansche luit hergeven,
Wanneer ze in 't myrthenbosch, waar 't maanlicht blinkt,
In klanken kweelt, uit malsch fluweel geweven:
Maar als de toongalm stijgt, het staal rinkinkt,
De heuvlen Sions in den krijgsstorm beven,
Dan streeft geen taal Oud-Hollands taal ter zij':
Dan zingt zij met des donders melody!
| |
3.
Mijn Koning! U de weêrgalm van die snaren,
Die zingen van den glorievollen strijd
En dien doorluchten gids der heldenscharen,
Die 't heilig graf des Heeren heeft bevrijd!
| |
| |
Uw ziel heeft sympathie voor krijgsgevaren:
Gij ook hebt U een heilgen kamp gewijd,
Den kamp voor Recht en Waarheid, wier banieren,
Door God verëend, eens heerlijk zegevieren!
| |
4.
Gij ook, Gij kweekt in 't fier Oranjehart
De deugden aan, die Tassoos Held verrukten:
Gij hebt der elementen krijg getart,
Toen U de waatren-zelf den lauwer plukten.
Wee, die Uw God, Uw Volk, Uw Scepter sart!
Gij zijt dier Nassaus een, die nimmer bukten;
Uw staf verbergt een zwaard van dubble sneê:
Één wenk van God, en - 't bliksemt uit de scheê!
| |
| |
| |
5.
Maar schenk' de Heer, uit Vaderlijk meêdoogen,
Ons lang d'Olijf in schaduw van Uw Throon!
Moge Eendracht steeds de macht Uws Rijks verhoogen,
Zij Hollands bloei de parel Uwer Kroon!
Waak! handhaaf! als Uw Voorzaat, onbewogen!
's Volks liefde blijft der Vorsten heerlijkst loon:
's Volks dankbre traan zegt meer dan Heldenzangen -
Heil, Koning! heil! dat loon hebt Gij ontfangen!
Middelburg,
30 November, 1855.
J.J.L. TEN KATE.
|
|