Bossuet en Hollande
(1949)–J.A.G. Tans– Auteursrecht onbekend
[pagina *2]
| |
II.Verre van de waarde te bepalen van de Maximes et Réflexions sur la Comédie - zoals Ch. Urbain en E. Levesque menen -, vormt de psychologische analyse van de dramatische kunst de zwakke zijde van dit werk van Bossuet.
Ch. Urbain et E. Levesque, L'Eglise et le Théâtre, Paris, 1930, p. 57. | |
III.De schepping van een dubbele Bossuet, om de - slechts schijnbare - tegenstelling te verklaren tussen de lettres spirituelles enerzijds en de Traités en lettres pastorales anderzijds, berust op een fictie.
J. Devroye S.J., Bossuet Directeur d'Ames, Paris-Tournai, 1937, p. 181. | |
IV.De opvatting van A. van Duinkerken, dat een gedeeltelijk onbewust anti-monarchaal democratisme ten grondslag ligt aan de laatste drie van de vier Artikelen van 1682, is historisch onhoudbaar.
A. van Duinkerken, Roofbouw, Tilburg, 1929, p. 98. | |
V.Het beeld van de levenskunstenaar die J. en A. Romein in Grotius gezien hebben, is onvolledig, doordat zij de gelovige in hem hebben onderschat.
J. en A. Romein, Erflaters van Onze Beschaving, 5e druk, s.l., 1946, t. II, p. 34 sq. | |
VI.J. Vianey, die de hele inspiratie van Du Bellay in zijn Olive toeschrijft aan het werk der vertegenwoordigers van het quattrocento en der bembisten, miskent de Neo-platoonse invloeden die de dichter ondergaan heeft via het hof van Marguerite d'Angoulème en de school van Lyon, en die juist in de mooiste sonnetten van de bundel te onderkennen zijn.
J. Vianey, Le pétrarquisme en France au XVI siècle, Montpellier-Paris, 1909, p. 85 sq. | |
[pagina *3]
| |
VII.Het zou een grove misvatting zijn uitdrukkingen als adorar reliquias bij Cervantes te willen verklaren als uitingen van heterodoxe gevoelens van de auteur, hoewel de vertaling door J.W.F. Werumeus Buning en Prof. Dr. C.F.A. van Dam (reliquien aanbidden) daar aanleiding toe zou kunnen geven.
Miguel de Cervantes Saavedra, De Geestelijke ridder Don Quichot van de Mancha, vertaald door J.W.F. Werumeus Buning en Prof. Dr. C.F.A. van Dam, deel III, Amsterdam, 1943, p. 105. | |
VIII.Bij de verklaring van het revolutionnair aspect van het werk van Rimbaud heeft men tot nu toe te weinig rekening gehouden met de variaties op het thema van de drang naar het oneindige, die in heel zijn werk aanwijsbaar zijn. | |
IX.Marguerite de Cortone, een van de jongste werken van Mauriac, illustreert duidelijk hoe bij de schrijver het accent steeds sterker en zuiverder is komen te liggen op wat hij zelf ‘le bonheur du chrétien’ genoemd heeft. De meest tastbare resultaten van deze ontwikkeling kunnen, voor wat zijn romans betreft, waargenomen worden in La Pharisienne. | |
X.Een groeiend besef van geestelijke eenzaamheid is zowel in de romans van Chardonne als in die van Mauriac een van de voornaamste psychologische factoren van de ondermijning van het huwelijk. | |
XI.De dativus ethicus heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van de verbes pronominaux propres uit oorspronkelijk onovergankelijke werkwoorden. De aanwezigheid van het pronomen kan hier niet analogisch verklaard worden. Zelfs bij de vorming dezer verba uit oorspronkelijk overgankelijke werkwoorden kan men de invloed van de dativus ethicus niet geheel uitsluiten. | |
XII.De mening van G. Körting, dat zowel deponentia als passiva oorspronkelijk media waren met reflexieve betekenis, en dat in de Franse verbes prominaux opnieuw de behoefte tot uiting kwam de reflexieve waarde der handeling te benadrukken, is onjuist.
G. Körting, Das lateinische Passivum und der Passiv-Ausdruck im Französischen, in Zeitschrift für französische Sprache und Litteratur, t. XVIII (1896), p. 115-130. | |
[pagina *4]
| |
XIII.Het veelvuldiger lezen van de H. Schrift in het gezin kan een machtig middel vormen om de kloof tussen geloof en dagelijks leven te voorkomen of te overbruggen. | |
XIV.Het eigen karakter van het letterkunde-onderwijs aan katholieke scholen moet minder gezocht worden in het beschermende - doch slechts negatieve - element van de keuze der stof, dan in de positief-christelijke bezieling van de docent bij zijn behandeling van alle stromingen en gestalten. | |
XV.Het verdient aanbeveling om het mondeling eindexamen in de vreemde talen aan de H.B.S.-B. ofwel in zijn oude vorm te herstellen, ofwel af te schaffen. |
|