| |
| |
| |
VII
STEVENSON had zijn directie laten weten, dat hij zijn betrekking wilde neerleggen.
Het gerucht hiervan was spoedig genoeg over de heele Oostkust van Sumatra verspreid. En wéér, als indertijd met Stoops, begonnen de gissingen. En wéér, speelden Terheide en van Hemert hetzelfde spelletje van zoogenaamde vriendschap en vertrouwelijkheid, met achterdocht en valschheid als loerende, speurende beesten op den achtergrond. Maar ditmaal was van Hemert zekerder. Hij wist, dat Terheide zich veel kwaad gedaan had in den laatsten tijd met zijn vaak dronken-zijn. Hij wist, dat Stevenson niet erg over hem te spreken was....
Van Hemert zat in zijn muskietenkamer.
Het was avond. Stil was het in het groote inspecteurshuis. Stil lag daaromheen de duisternis. Het regende zacht, een fijne, geruischlooze regen....
Er reden bijna geen auto's over den weg.... De planters bleven thuis.... Bleven weg van de club, die daar leeg en verlaten lag.... een zee van licht in de leege zalen....
Ze schuilden in hun huizen, als bange kinderen, die men een gruwelverhaal heeft verteld en die wachten op de verschijning van het spook....
Van Hemert fronste zijn wenkbrauwen.... tikte met zijn potlood besluiteloos op de lijst, die vóór hem lag. Een geheime lijst van al de namen der assistenten en administrateurs, waaruit geschift moest, wie nog ontslagen kon worden.... Vijftien gingen er nog uit.... En nog één naam moest hij voor ontslag aanteekenen....
Stevenson had hém de lijst gegeven; had hem gezegd, dat
| |
| |
hij het zelf te druk had.... Hij ging al over een maand.
‘Niet aan Terheide dus had Stevenson deze lijst toevertrouwd.... Beduidde dat wat?.... Het hoofd-managerschap?....’
Zijn hand beefde even.
Nerveus gingen zijn oogen langs de lange namenrij.
Roosen.
Steegman.
Stuiverink.
Valkhof (van den).
Verhoog.
Versteegh.
Versteegh.... Zijn potlood bleef toeven.... teekende onbestuurd een paar stippeltjes achter Franks naam.
Van Hemert dacht aan zijn gesprek met Marian.... toen, op dat bal-masqué.... Zou zij nog wéten?.... Natuurlijk, zulke dingen vergeet niemand!.... Uitgerekend zúlke domheden niet.... Versteegh wist het natuurlijk ook.... Er werd nú veel over hém en Terheide gesproken, wist van Hemert.... veel in verband met het hoofd-administrateursschap.... Als de Versteeghs een wóórd erover kikten.... Het duurde misschien nog een maand, eer de benoeming officieel afkwam.... Als Stevenson het te weten kwam.... Als hij onmogelijk bleek voor dit baantje.... alléén om dat scheldwoord achter zijn naam?....
Bijna zonder het te willen had hij een teekentje bij Versteegh gezet. Hij schrok er van, toen hij het zag.... Marian!.... De eenige vrouw, die hij mócht!.... Die voor hem altijd een trouwe, werkelijke vriendin was geweest!.... Hij dacht aan Aileen's gezegde: ‘Je zult altijd je vrienden zelfs verraden....’
Een pijnlijk gevoel van schaamte sloop in zijn hart....
Weifelend nam hij het gom-elastiek, draaide het tusschen zijn vingers.... Dat kon hij toch niet doen!.... Marian.... Frank! En áls Stevenson eens vroeg.... Ach wel nee, Stevenson zoú niets vragen.... En hij kon de Versteegh's diréct wegsturen.... per eerste bootgelegenheid.... Ze zouden dan geen tijd hebben er over te denken.... geen tijd hebben over iets te spreken.... En geen vermóeden konden zij er van hebben, dat hij, van Hemert, deze lijst had....
Langzaam veegde hij het streepje weg....
| |
| |
Suizend zongen de gasolinelampen.... Vliegjes en mugjes, heele kleine, die toch nog door het gaas binnenkwamen, tuimelden op tafel, op het papier....
Kom, hij ging zich eerst eens baden. Dan werd zijn hoofd weer frisch.
Alléén at hij zijn avondeten. In de suizende stilte van het leege huis en den leegen avond.
Zwijgend en geruischloos, op zijn bloote voeten, diende de boy.... Van Hemert at weinig.... Hij had geen honger. Hij was nerveus. Hij was ongedurig....
Na het eten nam hij een boek, probeerde te lezen.... Maar zijn gedachten dwaalden telkens af.... Hij dacht aan het hoofd-administrateursschap.... Hij dacht aan zijn vader... Heel oud moest die nu al zijn.... Was het nog de moeite waard om met zijn triomfen te komen?.... Dan dacht hij aan de Terheides....
Hoe hij hen haatte.... Allebei.... Ja, Anne ook. Hij haatte haar vulgair geworden behaagzucht, haar venijnigheid, haar ge-intrigeer. Ja, dat haatte hij het meest van alles in haar. Want hij had moeite haar intriges te overtroeven....
De ton-tong, in de verte, sloeg negen uur.
Van Hemert gooide het boek neer, ging naar de slaapkamer, kleedde zich uit. Hij had nooit de gewoonte gehad, in négligé aan tafel te zitten....
In zijn pyama liep hij nog even zijn werkkamer binnen....
Hij ging naar het bureau, boog zich over de lijst en ineens zijn vulpen opnemend, zette hij met inkt weer het streepje bij Franks naam....
Met een zucht richtte hij zich op. Een scherpe hoofdpijn sneed door zijn hersens. Hij nam een busje aspirine, schudde drie tabletten op zijn hand en ging er mee naar zijn slaapkamer.
Den volgenden morgen moest de boy hem drie-maal roepen eer hij ontwaakte.
Marian zat buiten in den tuin aan de theetafel. Treeske hing lusteloos in haar stoeltje, een pop in haar slap neerhangend handje. Marian zuchtte even, als ze het zag. Ze dacht aan Treeske toen ze in Holland waren.... Hoe anders was het kind dáár.... Levendig, actief, vroolijk....
| |
| |
En even kneep ook weer de oude pijn in haar hart als ze dacht aan Bobbie, dien ze, waren ze in Holland gebleven, waarschijnlijk niet verloren hadden.
Een doffe gedruktheid zeeg in haar neer. De nerveuze gedruktheid van de tropen....
Ze wachtte op Frank.... Die zou wel dadelijk komen....
Over het zandige tuinpad kwamen zachte stappen. De waterdrager. Onderdanig boog hij, reikte de post aan Marian.
‘Alleen een krant,’ dacht ze.... ‘het was nog geen maildag.’
Ze nam de krant aan. Tusschen het bandje was een brief gestoken. Een brief van het hoofd-kantoor, zag ze dadelijk. Nadenkend nam ze hem in haar hand, draaide hem om en om.... Haar bloed stroomde ineens snel en zenuwachtig... Wat kon dat nou weer zijn.... ontslag?....
‘Nee....’ dacht ze dan.... ‘het kon niets ernstigs zijn. Frank stond erg goed aangeschreven.... Van Hemert mocht hem graag.... Maar hád van Hemert het heelemáál in zijn hand.... Stevenson?.... Promotie?.... Kón het dat zijn?.... Nu, in deze tijden?’
Ze dacht aan van Hemerts herhaalde uitingen en toespelingen hieromtrent.... Ongeduldig keek ze uit naar Frank.... zag hem dan aankomen, dwars door den rubbertuin.... moe en warm.... Instinctief schoof ze den brief onder de krant.
‘Hallo kind.... Zóó meiske....’ Frank viel neer in den rottanstoel.
‘Thee?....’ vroeg Marian, haar stem tot kalmte dwingend.... ‘of ga je eerst baden?’
‘Nee, geef maar eerst thee.... ik heb dorst.... Is er niets met de post gekomen.... alleen een krant?’....
Hij strekte zijn hand uit.
Marian voelde het bloed koud worden in haar vingertoppen.
‘Nee.... ook een brief.’ Ze reikte alles aan hem.... ‘Van de hoofd-administratie, geloof ik.’ Ze deed haar best om het luchtig te zeggen. Maar terwijl hij de envelop openscheurde, keek ze onder het inschenken van de thee toch tersluiks naar hem op. Ze zag hem zijn wenkbrauwen fronsen, dan bleek worden. Hij kneep zijn eene hand tot vuist en beet op zijn lip.... Een wijle staarde hij den tuin.... zuchtte toen.
| |
| |
Marian stond op, kwam met de thee naar hem toe, zette het kopje naast hem en boog zich naar hem over. Met haar hand op zijn schouder vroeg ze:
‘Is er iets.... Frank.... iets vervelends?....’
Hij keek naar haar op. Ze schrok van den blik in zijn oogen....
‘Daar,’ zei hij heesch.... ‘lees zelf maar.... John zal er ook van opkijken, als hij van zijn Brastagih-verlof terug komt.’
Bitter was zijn stem....
Ontslag!
Dus tóch!
Ondanks alles! Ondanks zijn harde werken! Ondanks dát, wat van Hemert telkens weer gezegd had.... Ontslag, wegens bezuiniging....
Marian slikte.... Frank had zijn armen op zijn knieën gesteund en had zijn hoofd tusschen zijn handen.
Ze ging zitten op den arm van zijn stoel.... streek over zijn haar.
‘Het is toch heelemaal niet zoo'n tragedie.... jongen! Voor óns is het heelemaal niet zoo'n tragedie.... We hebben wat geld.... en dan vind je er in Holland een klein baantje bij....’
Hij antwoordde niet.
Hij dacht aan deze negen vergooide jaren.... Dit ontslag, dat zijn heele leven omver wierp.... een halverweg afgebroken loopbaan! Geen eindresultaat! Terug naar Holland.... en dan een klein baantje.... nooit meer iets worden!.... Dat kon een vrouw natuurlijk niet begrijpen..... Hij had dus op deze roulette verloren!.... Rouge ou noir!.... Pair ou impair!.... Hij had verloren!.... Negen van zijn beste jaren waren de inzet.... En de kans om bij een andere maatschappij nog eens weer te beginnen?.... Géén kans natuurlijk, in déze tijden!....
‘Het is heusch niet zoo érg,’ zei Marian weer en ze ging het nu ook zélf gelooven.
‘Niet waar, Frank.... we hebben toch áltijd terug verlangd.... nu gáán we!’
‘En alles was voor niets.’
Zijn stem was dof, maar ze troostte:
‘Voor niets?.... In negen jaren ruim een halve ton verdienen.... waar had je dat gekund?.... Dat is toch een
| |
| |
mooi succes.... Nee, wij boffen nog.... kijk naar de ánderen, die er uit zijn zonder de kans gehad te hebben van te verdienen.... en die, die het opgemaakt hebben.... Voor die zijn heusch hún indische jaren verloren jaren.... Maar voor óns!....’
Frank drukte haar hand. Hij was dankbaar voor haar hulp, voor haar troost. Maar hij dacht:
‘Ze begrijpt het tóch niet, wat het voor mij is! Dát begrijpt ze niet!’
‘Zou Stevenson iets tegen je hebben?’ vroeg ze dan, met vrouwelijken speurzin voor intrige.
‘Ach, wel néé!’ weerde hij af.... ‘er moet bezuinigd worden, een zeker percentage móet er uit. Toevallig ben ik ook daaronder.’
‘Toevallig?!....’ Ze piekerde even.
‘Van Hemert?’.... weifelde ze dan.
‘Ach wel néé!’ zei hij weer, een beetje geërgerd nu, ‘hoe kom je daar nu aan? Van Hemert is juist erg op mij gesteld. En trouwens.... wat dóet het er toe?’
Dat vond ze ook. En direct zich thuisvindend in het geval, begon ze te overpiekeren, wanneer ze vendutie zouden houden, wat ze nog aan warme kleeren had.... Treeske.... die moest er wat bij hebben.... De kleertjes uit Holland.... daar was ze mijlen uitgegroeid.... Veel tijd had ze niet.... Tien dagen.... dan ging de boot, hun toegewezen door de maatschappij....
‘Nog tien dagen....’ zei ze hardop.
Frank schrok op uit zijn droomerijen, nam den brief en las hem nog eens door.
‘Ja,’ zei hij, ‘nog tien dagen.’
En hij dacht:
‘Nog tien dagen zijn werk.... Dat werk, dat hij nu negen jaren deed.... het fundament, dat hij gelegd had om op verder te bouwen: een rustig leven, een verzekerden ouden dag.... een zonnige jeugd voor Treeske.... Nu bleef dat zoo liggen.... Tien dagen.... dan kwam een ánder in zijn plaats.... Liep een ánder langs de rubberboomen.... zat een ander in zijn loods om de loonlijsten na te rekenen, het latexwegen te controleeren.... Ja, waarom niet? Hij was toch maar een númmer!.... Een nummer in dat groote getal, dat de rubber schreef.... Millioenen menschenhanden, die er mee gemoeid waren.... In dat groote werk van men- | |
| |
schenhanden, waren zíjn handen maar één paar.... En wat wás dat?.... Eén.... op millioenen?....
Marian boog zich over een hutkoffer, die op de leege voorgalerij stond.... Frank zat op de balustrade, keek uit over den rubbertuin. Het was hun laatste dag hier!.... Morgen ging de boot.... De ruimbagage was al verzonden..... Het heele huis was leeg.... Ze zouden dezen dag bij John blijven logeeren. Morgen bracht hij hen in zijn auto weg.... Hij was erg onder den indruk geweest van hun ontslag....
Alles, wat ze aan meubels hadden, was verkocht.... de auto ook.... De vendutie had niet veel opgebracht.... Wie kocht nu.... in déze tijden?!....
Treeske zat op een van de hutkoffers, speelde met haar pop. Saïma hurkte naast haar.... streelde haar stom, over haar beentjes....
‘Heb jij al je boeltje ingepakt, Saïma?’
‘Saja mimi’
Saïma's rimpelige hand bleef rusten. Ze keek aandachtig op Treeske's gezichtje....
‘Pop gaat ook mee, Saïma....’
‘Saja, nonnie....’
‘Op de gróóte boot, Saïma.’
‘Saja, nonnie....’
Niemand lette op het tweetal..... Marian had het druk. Frank rekende in gedachten hoeveel rente hij kon maken van zijn geld.... Tien dagen lang had hij dit rekensommetje al opgelost en zich weer van voren af aan opgegeven....
Terwijl hij stond te piekeren, zag hij Meesters, die nu zijn afdeeling beheerde, door den tuin aankomen.
‘Hallo, Meesters.... kom even boven....’
‘Hallo, lui.... Ik kom nog effe van jullie afscheid neme... En 'k heb 'n reuze nieuwtje ook nog!’
Frank en Marian hoorden nieuwsgierig op.
‘Van Laer is inspecteur geworre....’
‘Wel?!....’ Marian sloeg haar handen in elkaar.
‘Dat is verdómd leuk voor hem....’ zei Frank. Hij meende het ook. Hij gunde het John, maar toch ging éven een steek van benijden door zijn hart.... Een carrière, die
| |
| |
tot het eind toe omhoog liep.... die een kroon op al je werk was... Maar, terugkeerend uit zijn gepieker, vroeg hij:
‘En.... is dan een van de inspecteurs hoofd-manager geworden?’
‘Ja.... weet je dat nog niet?.... Van Hemert!.... En Terheide heb direc' z'n ontslag ingediend....’
‘Zoo.... dus toch van Hemert!....!!’
Frank en Marian werden er beiden even stil van....
‘Nou lui, ik gaan d'r van door hoor.... direc' gaat de ton-tong voor de tappers.... Veel is het niet waard, wat die sloebers binnen brenge... alles verlies, hè?.... Afijn.... ik bof toch ook 's.... volgend jaar gaan ik voorgoed.... Nou, fijn zeg.... tot me dood écht bier drinke.... nie meer van da' smerige koentji-tuig.... En me meid, die neem 'k ook mee.... 'k Mot niks hebbe van die hollandsche straat-sloerie's.... Nou dag mevrouw.... het beste hoor!.... Versteegh.... hou je taai, jô!! Dag kleine meid.... geef oom nou 's een handje....’
Treeske gleed van haar koffer, stak haar handje in den grooten rooden knuist van Meesters....
‘Nou atjuus.... lui!’
Met groote stappen liep hij door den rubbertuin. Frank en Marian keken hem na....
Toen, in den stillen dag, klonk de ton-tong....
‘Dat is voor het laatst.... dat we het hooren,’ zei Frank.
Marian keek schuw naar hem op. Ze hoorde den weemoed in zijn stem.
Negen van hun beste jaren lagen hier.... tezaamgegroeid met de eentonige, steeds terugkeerende sleur van dit bestaan....
Negen jaren van goede en slechte dagen....
Ze dacht aan het grafje, dat achterbleef.... Tranen dropten ineens neer op de balustrade....
Frank sloeg zijn arm om haar schouders.
‘We hebben het goed gehad samen,’ zei hij schor.... ‘en we laten wel véél achter, maar we nemen ook veel mee.’ Hij keerde haar hoofd naar Treeske....
Ze knikte....
‘Ieder mensch krijgt zijn pakje te dragen...’ zei ze stil.
John van Laer bracht hen naar boord.... In het rooksalon
| |
| |
hadden ze nog een hoekje gevonden.... Het was stampvol op de boot.... veel menschen gingen terug, nu, in deze slechte tijden....
Het gesprek stokte telkens.... Er was het onbewust wachten op het sein tot vertrek.... Bij de verschansing stond Saïma met Treeske.
‘Groet de lui nog van me, John.... We hadden zoo weinig tijd voor afscheid nemen....’
‘Ik zal het doen....’
‘Familie Versteegh?....’ De hofmeester kwam met een geweldige mand bloemen....
‘Ja.... dat is voor ons.... Dank u....’
‘God!’ zei Marian.... ‘wat reúze leuk.... van van Hemert! Reúze hartelijk van hem!....’
‘Verdomd aardig....’ vond ook Frank.... ‘bedank jij hem er vast voor John.... wij schrijven natuurlijk nog, maar bedank hem vast vooruit.... zul je?’
‘Ja.... ik zal het niet vergeten....’
Dan hieven ze hun glas.
‘Prosit, kinderen.... en veel geluk in Holland!’
‘Veel geluk in je nieuwe positie....’
Ze zwegen dan weer. Dachten aan de jaren, die voorbij waren.... De jaten, die hen samenbonden: Indisch-menschen.... méér: Delianen!....
Het eerste signaal huiverde door de lucht. Marian schrok op.... Een nerveuze rilling doorschokte haar....
‘Laten we op dek gaan....’ vroeg ze.
Ze stonden op.... Gingen naast Saïma staan, die Treeske in haar armen geklemd had.... Ze duwde haar breeden, platten neus telkens tegen Treeske's wangetjes.... Ze zei niets dan:
‘Nonnie.... nonnie....’
Tranen dropten langs haar verrimpeld gezicht. Marian legde een hand op haar schouder....
‘Je moet niet huilen, Saïma....’
‘Saja mim....’ Saïma veegde met de punt van haar slendang langs haar neus. Dan, ineens schichtig en schuw Marian's hand, even in de hare nemend, zei ze:
‘Saïma blijft bij de kleine sinjo, mim.... Saïma brengt elke maand bloemen op het graf, mim....’
Marian knikte stom, drukte die ouwe, trouwe, bruine hand. Haar oogen vloeiden plotseling over....
| |
| |
Met bevenden mond stonden ze daar allen naast elkaar.
De tweede stoomfluit ging.... Een gong werd geluid. En ook het bevel kwam dan:
‘Alle niet passagiers van boord!!’
John greep Frank's hand.
‘Hou je taai kerel.... Alles komt terecht!!’
‘Ja.... ik weet het.... dank je nog voor alles!’
‘Marian.... wees sterk.... en veel geluk.... veel geluk.’
‘Tot ziens John.... tot ziens.... veel geluk.... en dank, je was altijd een trouwe vriend.... groeten aan allemaal.... vergeet je het niet?....’
‘Nee.... groeten aan de ouwe Negeri Blanda....’
‘Geef Treeske maar hier, Saïma....’
Saïma kon het kind haast niet laten gaan.... Drukte het tegen zich aan. Wreef het over de armpjes en beentjes....
‘Tabeh.... nonnie.... slamat djalan nonnie.... nonnie....’
Met den slendang voor haar oogen drukte ze zenuwachtig Marian's. en toen Frank's hand.
‘Tabeh mim.... tabeh toewan.... slamat djalan, ja mim....’
‘Slamat tinggal, Saïma....’
Nog een laatsten handdruk.... toen ging ook John. Achter hem, als een blind dier, Saïma, struikelend en onzeker....
Het derde en vierde signaal weerklonk.... Touwen werden losgegooid.... De loopplank werd ophaald.... Een rilling ging door het schip alsof het een levend wezen werd.... Een smalle geul rekte zich al tusschen den steiger en de boot....
John wuifde nog....
Frank en Marian wuifden terug....
‘Tot ziens.... tabeh Saïma....’
Grooter, grooter werd de afstand.... Langzaam koos het schip zijn weg door de haven....
John keek het na.... en zuchtte.
Zijn gedachten gingen mee, vlogen vooruit.... naar Holland.... over drie weken waren zij er.... En hij bleef hier.... Nog bijna twee jaren moest hij blijven tot verlof.... Hij was inspecteur geworden.... Een zeldzame promotie op zijn leeftijd.... En Frank was ontslagen....
| |
| |
Wie had het beste deel?.... Hadden niet zij het beste?.... Zij, die terúg gingen naar de wisseling der jaargetijden, naar de stormluchten der koude landen, de donkere najaarsdagen en de openbrekende lenten.... naar de sfeer, den bodem, de lucht van hun kinderjaren?!....
Aan de verschansing stonden Frank en Marian met Treeske. Ze spraken niet.... Hun oogen bleven voor het laatst op de lage moeraskust.... op het, in de zon blakende, moerasbosch....
Daarachter, in zijn gedachten zag Frank het werk, dat hij liggen liet.... werk van negen harde jaren.... Iets van zijn ziel bleef dáár....
Een frissche bries woei ineens over dek.... Voor den steven lag de wijde, wijde zee....
‘Voorbij....’ zuchtte Frank.
Marian legde haar hand op de zijne en haar stem was een snik en een lach, toen ze zei:
‘Het is lente.... als we aankomen.... Frank.... lénte.... waar ze zóólang naar verlangd hebben.... en nu kríjgen we het!’
Toen strekte hij zijn schouders, als bereid voor een nieuwen last en haar hand aan zijn lippen brengend drukte hij er een zoen op.
Telok-Dalam - Budapest.
Dec. 1929 - Juni 1931.
|
|