Tiende spel- en lees-oefening.
Men zegt dat een Kind van zeven jaaren reeds weeten moet wat goed en
kwaad is.
Al wat waarlyk nuttig is, is ook goed; al wat waarlyk onnut of
schadelyk is, is ook kwaad.
Een mensch doet eene goede daad, als hy iets doet, dat waarlyk nuttig
is voor hem, en dat ten minsten niet schadelyk is voor andere braave
menschen.
Doch een mensch doet eene zeer kwaade daad, als zyne daad schadelyk is
voor hem of voor andere menschen.
Als gy iets doet, het geen voor u waarlyk goed is; dat is dan ook goed
voor uw geheel Vaderland, ja, voor alle menschen.
Als gy iets doet dat voor u waarlyk kwaad is; dat is dan ook kwaad
voor uw Vaderland en voor alle menschen.
Geen mensch mag eene kwaade daad doen.