merk. - Die groote gemeente is dus eene algemeene
wereld-maatschappij, welke onder eenen zelfden opperheer, namelijk God,
staat.
En alle die menschen moeten gelijkelijk God lief hebben boven alles, en
hunnen naasten, dat is hun evenmensch, als zich zelven: zoo moeten zij te zamen
als één groote wereld-familie uitmaken, wier algemeene vader en weldoende
verzorger, God is.
En God schiep alles, en onderhoudt gestadig alles over den geheelen
aardbodem zoodanig, dat de menschen in alle landen het noodige kunnen vinden,
of door hunnen arbeid kunnen verkrijgen.
Hoe langer men op alle deze groote zaken denkt, hoe verwonderlijker de
wijsheid en goedheid van God wordt; en daarom wordt God ook aangebeden als de
hemelsche vader van alle menschen, wegens zijne algenoegzame wijsheid en
goedheid voor allen.