| |
| |
| |
De Tiende Vermakelijkheid
Het Kindermaal wordt gehouden en het Kind in de Kleren gestoken.
Och, hoe zoet is de Huwelijkse Staat boven de ongetrouwde! Wat geeft ze niet een geuren en Vermakelijkheden! Zeker, men mag ze enigermate willen overpeinzen of beschrijven, maar onmogelijk is het die vreugdezon in klei uit te drukken of met enige verven af te schilderen. Hoe volmaakt de meester die ze op het nauwkeurigste geschilderd had, ook zou zijn, nog zou alles doodverf wezen, vergeleken bij het leven en de ondervinding zelf. Negen Taferelen heb je er alhier van gezien, maar geen negentig schilderijen kunnen een negende deel volmaakt vertonen.
Verheug je derhalve zeer, o welgepaarden, dat je in zulk een korte tijd bezitters van al deze Vermakelijkheden geworden bent. Te meer, omdat deze negen pas voorbij zijn en zie, een tiende volgt de andere als op de hielen.
De Rijnse Kraamwijn is nauwelijks uit de baard geveegd of een nieuwe dag van vreugde begint weer op te dagen, want het kindermaal moet gehouden en het Kind in de kleren gestoken worden. O, hoe Vermakelijk zijn deze twee zaken voor de Kraamheer! Het is te veel zoets om door een persoon alleen genoten te worden.
Want waar je eerst het Vermaak gehad hebt de Vrouwtjes, die lieve schepseltjes, te mogen onthalen en haar zoete tezamenkoutingen te horen, zul je nu die wijze Vroedmoer, de Vrouwen en Mannen van je naaste en liefste familie, ja, de Peters en Meters, mogen trakteren, die je met deftige discoursen en vriendelijke troniën zullen vergezelschappen. Die zelf een flinke Berkemeier zullen heffen en super nagelum uitdrinken op jouw, je Liefstes en je jonge Zoons lange leven en die je
| |
| |
| |
| |
wensen zullen dat je te zamen mag wassen en vermenigvuldigen, met elk jaar ten minste een nieuw popje over te winnen, opdat zij zo elk jaar op het Kindermaal zouden mogen komen.
Hier zul je nu zien hoe smakelijk dat je schotels geleegd en je Roemers geveegd worden. Breng maar een goed gekozen dronk uit, hetzij op het welvaren van het Vaderland, het lang leven van Zijne Hoogheid, de goede Regering van deze Stad etc. Als je klaar bent, zullen zij beginnen en je ten slotte inhuldigen met de naam van vader des huisgezins. Wel, dat is een vorstelijke titel, zo een Vermakelijkheid is ten minste duizend kronen waard.
En terwijl dit bij de Mannen geschiedt, overlegt het Vrouwtje vast met de andere Wijfjes hoe ze het kind op het allermodieuste het best in de kleren steken zal, want zij heeft zich voorgenomen morgenochtend haar Kerk- en 's achtermiddags haar Marktgang te doen.
Het eerste volbrengt ze goed, maar in het tweede wordt ze in haar voornemen geweldig gestuit, want onderweg in de Kerk en op straat heeft ze gedurig op verscheidene kinderen gelet, waar de ene zus, de andere zo van opgeschikt is. Sommigen bevallen haar zeer goed, maar zij twijfelt of dit wel de nieuwste mode is. Het een lijkt haar te stijf of te gewoon, zodat ze bij zichzelf zegt: Dat is maar voor Canaille. Maar andere staan zeer sierlijk. Het is waar, de stof en de uitmonstering is kostbaar en duur, maar het is weer welbevallig. En als men toch te markt gaat (denkt ze), gaat het met één kopen door en is het met één geldgeven te doen en het is voor ons eerste en maar voor een klein kind en niet voor een groot persoon; liever wat moois genomen, het naaien kost toch even veel. En het zal een bijzondere Vermakelijkheid voor mijn Man zijn als ons kindje zo sierlijk opgeschikt is en hij de penningen zo nuttig besteed ziet.
Nu, Papaatje, vervrolijk je maar, kost de stof wat veel, je hebt er daarentegen weinig van nodig en het is voor je eerste. Als het groot wordt of als je er meer krijgt, zul je meer geld moeten
| |
| |
schieten. Laat dit doen je niet eens nijdig maken, want je zou er al je vreugde en Vermakelijkheid mee bederven. Vervrolijk je dat je een Huisvrouw hebt, die niet alleen bekwaam is om kinderen uit de Vogelwijk te halen, maar die ook zorg draagt om ze wel te voeden en sierlijk te kleden. Hier zul je zelf roem en eer van hebben. Laat haar wat geworden, de Vrouwtjes willen toch haar tuil tuilen. Spreek haar weinig toe, want haar zinnen hebben tegenwoordig werk genoeg; je zou misschien in drie uren tijd geen drie woorden antwoord krijgen, want als je enig verhaal aan haar doen wilt, zal zij je aan het einde toevoegen, dat zij het niet goed verstaan heeft omdat al haar gedachten in het opschikken van haar popje gedurig door elkander zweven.
Ik weet wel, o Nieuwgehuldigde Huisvader, dat je hier de zinnen wat op stelten zullen rijden, doordat het met de Koopmanschappen en Neringen niet gaat gelijk je gaarne zag en dat door deze alverterende oorlog de Kas niet altijd zo royaal van penningen is, gelijk je wel wenste. Maar troost je, het is meer gebeurd en het zal je ook nog wel meer gebeuren. En dit is nog het kleinste, maar wacht, overmorgen gaat de Baker weg. Dit lijkt een vreugde, want je hebt een Eetster, een Verkwistster, een Laadje-gat, een Slampampster en een Labbekak minder.
Jíj bent nog zo gelukkig dat je een Minnemoer hebt, die toch op het kind past en jij en je Vrouw derhalve van al het nachttalmen bevrijd zijn. Anderen, daarentegen, die geen Minnemoer in huis hebben, proeven meteen, als de baker weg gaat, wat een Vermakelijkheid het is dat het kind voor het bed gezet en moeder en vader zelf aanbevolen wordt. En daar de vrouw menigmaal nog zo zwak is, dat zij het kind in de wieg leggen noch eruit nemen kan, moet de Vader hier wat handreiking doen, omdat hij sterker van natuur en ook de naaste daartoe is.
Zeker, dezulken proeven eerst het echte pit van de Tiende Vermakelijkheid, aangezien dan de man ter liefde van de vrouw gedurig dient te wiegen en de vrouw dient te rusten, omdat ze
| |
| |
anders geen zog in haar borsten krijgen zou. En gelukkig zijn ze nog, als ze er somtijds afkomen met het meeste part van de nacht te wiegen, want menigmaal geschiedt het, dat het kind zo krachtig tekeergaat, dat Man, Vrouw en Meid, ja alles wat in huis is, het bed uit moet om het te stillen en hoewel duizend dingen aangewend worden, alles vruchteloos is.
En dit is nog een kleinigheid voor henlieden, want het duurt nauwelijks enige maanden of het kind begint tandjes te krijgen en schreeuwt nacht en dag dat zijlieden alle uren tellen kunnen, duizendmaal wensend dat de dag mocht aanbreken, om dan door de Vriendelijkheid van het licht enig soelaas in hun omtobben te genieten.
Doch dezulken raad ik, dat ze zich dit vooral niet laten verdrieten, indien ze tonen willen dat ze in de Oefenschool des Gedulds, het Huwelijk, iets geleerd hebben, en integendeel hun verdraagzaamheid in alles tonen, verzekerd zijnde, dat zij daarna als het over is, het geluk zullen hebben, dat het kind hen met zoete lachjes bedanken en mettertijd met een kwijlend Geu-geutje bejegenen zal. En ik geloof, dat zij nu wel ondervonden hebben dat niet alles in de wereld zo goed toe gaat. En dat de zoetste Zomerdagen van het Huwelijk wel met een Maarts buitje bewaaid worden.
Jullie echtelieden, die de Minnemoer te baat hebben, kunnen volmaakter deelgenoten van de Vermakelijkheden van het Huwelijk wezen en je behoeft aan dit nachtelijk omtobben met het kind niet onderworpen te zijn. Integendeel, je kunt elkander op alle vriendelijkheden en beddevreugjes uitdagen. Waardoor het zeker zal gebeuren (omdat het kind zijn Moeder zelf niet zuigt en derhalve de pan eerder aanbrandt) dat je zeer spoedig en onverwacht de tijding zult ontvangen, dat je liefstetje weer bezet en aan het rekenen is.
O, dit is voor jou, o jonge Huisvader, een uitgelezen Vermakelijkheid! Want nu zie je gewis een dochter bij je zoon tegemoet en dus zul je weer opnieuw bezitter van al deze Vermake- | |
| |
lijkheden wezen en het geluk hebben dat ieder je roemen zal het kunstje fiks te kennen.
Indien het zo is, pas dan goed op dat je je Vrouwtje nu met Wagen of Sjees niet te veel uit voert, opdat zij het karretje niet om zal werpen. Doch al deze dingen heb je in den beginne al geleerd en zonder twijfel nog goed onthouden.
Zie middelerwijl, wat een bijzonder Vermaak je Liefstetje heeft om haar Popje op het sierlijkste op te schikken! Wat legt ze veel kundigheid aan de dag om de Kleermaker in te prenten op welke manier en naar welk voorbeeld zij zulks gemaakt wil hebben en te verhaasten dat toch alles tegen de aanstaande Zondag gedaan mocht zijn.
O Vader, kijk nu eens uit je ogen! Zie, wat heb je een lief Zoontje! Ja, wat heb je een lieve en verstandige Vrouw die het zo opgeschikt heeft! Och, hoe is zij in haar schik! Gewis, de Zomernachten zijn te lang en de dagen te kort om haar lust genoeg te bevredigen met het overal te vertonen en de Stad te doorkruisen: nimmer was ze immers beter opgeschikt dan nu. Doch Minnemoer en Meid wensen het kind wel naar Sint-Velten, aangezien ze klagen dat haar lendenen van het dag aan dag dragen geradbraakt schijnen te zijn. In het bijzonder zo ras de Minnemoer afgedankt en het kind gespeend is, kan het de meid in haar hersenkas niet logeren, dat ze nu niet slechts de hele week veel wiegen, zingen, dodijnen, opschikken en uitgaan moet, maar dat ze zelfs alle zondagen aan het kind, als een hond aan een band, gebonden is en nu niet meer, als voor dezen, met Gerrit de Backer of Jochem de Snyer aan de zwier mag gaan, noch haar landsluiden of nichten eens kan bezoeken. Hetwelk geen kleine oorlog tussen Meid en Juffrouw veroorzaakt.
Doch Huisvader, bekreun je daar niet om, het hoort ook allemaal tot de Vermakelijkheden van het Huwelijk. Laat het je evenmin vervelen dat je Liefje elke dag zo uithuizig is, bedenk dat zij haar haspel en spinnewiel bij zich heeft. Vind je door haar uit zijn de behoorlijke handreiking, de huis- en keuken- | |
| |
zorg niet, wel, bedenk dat je je nu mede zo wat met de naaister of haars gelijke behelpen moet, gelijk toen je de Achtste Vermakelijkheid overkwam. Weet, indien het kind veel in de Kakstoel zit, het scheve beentjes zou kunnen krijgen en dan was het schone schepsel heel zijn leven geschonden. Je weet, het is nog veel te zwak om in de Rolwagen te lopen. Echter, het begint zoetjes aan hand over hand toe te nemen. En doordat het met je liefstetje gedurig alle familie en bekenden gaat bezoeken, leert het ook allengs van alles eten en niet alleen bier maar ook wijntje te drinken. En het is voor Papaatje en Mamaatje geen kleine vermakelijkheid dat dat jonge mondje zo perfect met smakelijke dronkjes de wijn voor het bier weet te kiezen, hoewel men, als het oud geworden is, misschien wel duizend gulden geven zou, indien men het daar van spenen kon. Maar dat is nog te ver om zorgen over te hebben. De vroege zorg maakt de luiden grijs.
Eer je zover komt, ja, misschien eer weinige weken ten einde zijn, zul je dit lieverdje van de Pokjes of Mazeltjes bezet zien en een schone som verwensen dat hij toch geen littekens daarvan zou mogen dragen. En geen wonder, want wie weet of hij rond zijn vijfentwintigste jaar al echt over het pokken en mazelen heen zal zijn. Maar daarentegen zullen er dan misschien ook zo veel van die schone Huwelijks-Vermakingen uit hem voortkomen, dat het op zo een kleinigheid niet eens aankomen zal.
Het is dikwijls gebeurd dat de Amsterdamse kindertjes wat weelderig grootgebracht of wat stout van natuur zijn, waardoor veeltijds die grote stad te klein en haar meesters te onmachtig gevonden worden om hen onder goede discipline te houden. Zulks dat ze daardoor veeltijds uit de stad in andere scholen gevoerd worden, opdat ze in lezen, schrijven, cijferen, talen en beleefdheden zouden onderwezen worden, hetwelk met grote kosten der ouders geleerd en met weinig moeiten door de kinderen verleerd wordt. Hier wordt de beurs telkens gespekt. En nauwelijks wat verder gekomen zijnde, beginnen de wilde
| |
| |
haren te groeien, waardoor de genegenheid gaande wordt om buiten het gezag van Ouders of Meesters in vreemde landen te verkeren en aldus eigen Heer te zijn, hetwelk de Ouders niet weinig kopzorg, hartzeer en onkosten bezorgt om alles in gereedheid te brengen wat tot de reis nodig is, omdat hij dan met geen reden meer daarvan te brengen of te bewegen is.
En nauwelijks heeft hij dit verkregen of het hart begint ook hem te jeuken om in het grote Huwelijksgilde te raken. En, wat nog het ergste is, om met een Naaister of ongeachte Trijn aan de zwier te gaan of aan een kale Juffrouw te blijven hangen, die zich lang braaf opgetooid, heerlijk voorgedaan en veel toegelaten heeft, om zo een grage vogel in haar knip te vangen.
Doch zeker, het is te vroeg voor je, o Nieuwe Huisvader, om aan al deze dingen te denken, want eer deze je Zoon zo ver gekomen is, zul je misschien nog wel drie zonen en zes dochters overgewonnen hebben, die je ieder nieuwe stof tot Huwelijks-Vermakingen zullen brengen, die alleen al door hun veelvuldig onderscheid bekwaam zijn om een gans boek mee te vullen. Van welke vreugde je allengs, het ene jaar na het andere, opnieuw volkomen bezitter worden zult.
Want gaat de nieuwe Rekening van je Huisvrouwtje voort en zul jij, als boven gezegd is, een dochter gewinnen, dan zul je mettertijd zien wat een lief juffertje het worden zal, hoe handig ze aan het lezen en schrijven en in het bijzonder aan het naaien zal gaan, hetwelk zij misschien geheel zal kennen, eer haar inhaaldagen op school half voldaan zijn, ja, ze zal het speldenwerk misschien ook fiks verstaan ofschoon ze er niet eens voor opgegeven was.
Anderszins zullen jij en Mamaatje een bijzondere Vermakelijkheid genieten in je Dochtertje te zien opgroeien in allerhande bevalligheden, dat ze begint te studeren in het boekje van de Franse Welgemanierdheid en dat ze zich zo zoet met allerhande wissewasjes weet op te schikken en voor te doen, dat andere buurjuffertjes en rijke Nichtjes zich vereerd achten om
| |
| |
haar gezelschap bij te wonen. Alwaar ze naar het exempel van de ouden elkander allengs weten te onderwijzen in de nieuwste Mode, de fraaiste Kantjes, het onderscheid der stoffen, de netste Halsdoekjes en wat voor prullen er meer zijn. Ja, wat meer is, ze beginnen ook elkander als mensen op een Bezoekje uit te noden en zoet te trakteren naar tijds gelegenheid, eerst op een Kersje en een Besje, op een Hazelnoot met wat zout, op een Okkernootje met vijgen, daarna op een Kastanje met Druivesap, op een Troefje en een Theetje, op een Wafeltje met een Pannekoekje, ja, zelfs, als het hek wat van de dam is, op een Saladetje en een Boutje. Totdat het eindelijk zo ver komt, dat ze door deze zoete conversatie ook een vrijer op zij en mettertijd een slaapverdrijver in het bed bekomen. En het is vermakelijk te zien dat zo het oude Spreekwoord in hen vervuld wordt,
Zo de ouden zongen, Pijpen de jongen.
Gelukkig zijn jullie, o Nieuwe Huisverzorgers, die zo veel Vermakelijkheden alreeds in het Huwelijk genoten hebben en die wederom in de voorpoort zijn om ze alle opnieuw te genieten, welke misschien bij jullie niet zullen ophouden zo lang je de ene dag na de andere ziet volgen. Laat niet na anderen je geluk te melden en indien er al enige afkerigheden in het Huwelijk voorvielen, sluit die weg in je hart, krop ze eeuwig op en vertel ze nimmer. Zo zul je vele navolgers in je Gilde trekken en je staat zal door de gehele wereld geroemd worden.
|
|