Mengelzangen en zinne beelden
(1694)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Ons lust de dolle Kryg nu niet meer nu niet
meer te verheffen.
Men zing, men zing de zoetheên van de Vrê.
2.
Dan bloeit en groeit het al wat tot vreugd kan verstrekken,
Voor die, voor die de lieve Vrê bemint:
Sy brengt voor Land en Stad, alles wat, alles wat kan verwekken
Tot rust, tot rust die met veel zoets begint,
Dan bloeit, &c.
3.
Wyl dan het vry gemoed zich tot deugde gaat zetten,
Tracht elk, tracht elk na stille eenvoudigheid;
Ja zelf het oorlogstuig hoortmen ook, hoortmen ook vrê trompetten,
Dat hert, dat hert en ziel ten dans geleid,
Wyl dan, &c.
4.
Dan leeftmen in vermaak, en om vriendschap te kweeken,
Men zingt van liefde en heil'ge min,
| |
[pagina t.o. 2]
| |
De Vrêe vérénigt zelf de Tweedracht, kranst de Min;
Ja ider blaastz'een schat van alle Wellust in. | |
[pagina 3]
| |
Men hoort van bitze nyd, noch krakeel, noch krakeel meerder spreeken,
Als om, als om te bannen uit den zin,
Dan leeftmen, &c.
5.
Dan komt een guldene eeuw vol van hemels vermaken,
Van lust, van lust en rust door aardsche vreugd,
Zo lang als ons de vrê steeds in al, steeds in al onze zaken
Veel meer, veel meer dan groote staat verheugd,
Dan komt, &c.
6.
Dan leven wel vernoegd onze ziel, onze zinnen,
Men mint, men mint syn lief en hertvriendin,
Terwyl men ieder een ongeveinst, ongeveinst leert beminnen,
Dus heeft, dus heeft de Vrê veel zoetheên in.
Dan leven, &c.
|
|